Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/136

Deze pagina is proefgelezen

in ’t Engelsch had gelispeld; doch later, toen haar naam Werd genoemd, wist ik dat zij eene Engelsche was, en wel uit een onzer oudste familiën…doch het is beter dat ik dien nu verzwijg."

»Neen, zeg ons haar naam, zeg ons dien toch grant-aunt!" baden allen.

»Kinderen, ik moest meer voorzichtigheid hebben en niets toegeven; nu echter reken ik op uwe bescheidenheid, als ik u zeg wie zij was, want zij leeft nog en zij is door het leven nog geene andere geworden; schoon hare zestig jaren — want zij moet wel zestig zijn, zij was mijne jongere, doch ik heb mijne zeventig doorgeleefd! — schoon die zestig jaren zeker groote verandering in haar uiterlijk moeten gebracht hebben, toch heeft zij nog de macht en den invloed behouden, dien zij eens door de vereeniging van hare schoonheid en haar geest en hare ondeugden wist te bemachtigen. Wonderlijk, zij alleen is machtig gebleven, onveranderlijk meesteresse van zich zelve, van hare tortuin, van haar rang, van alles en allen waarover zij heeft willen heerschen. — Waar vorsten en machtigen en eerwaardigen vielen, waar tronen en heerschappijen stortten, waar legers verslagen werden en legerhoofden verwonnen, waar het parlement verdreven werd en de herders der kudde verstrooid, is zij, zij alleen blijven staan op de puinhoopen van dat alles; onwankelbaar, onaangevallen, altijd ter goeder ure meesteresse van zich zelve en heerschende over anderen, tusschen der anderen tranen door, tusschen der anderen val, tegenover der anderen bloedigen dood!"

»Wie is het! wie is het!’, riepen nichten en kleinnichten te gelijk, wier nieuwsgierigheid meer geprikkeld was geworden dan verzadigd door deze aanwijzingen.

»Dat moet Lady Carlisle zijn!" riep Alfred, die met ingespannen aandacht geluisterd had. »Toen ik laatst vader naar Londen heb vergezeld, wilde een edelman ons inleiden bij eene Lady, die, als hij zeide, alles wat sinds veertig jaren gevallen was overleefd had, nadat zij in alles had medegeleefd; en schoon Sir Davy het afsloeg, hoorde ik toch dat het Lady Carlisle was."

» Uw vader had groot gelijk en gij ook, mijn gentle Alfred. De vrouw, die ik bedoel, is Lucy Percy, derde dochter van den