Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/145

Deze pagina is proefgelezen

verwarden en hem wapenden met den moed en de geestdrift der overspanning, om den dolk op te heffen; en zoo min als gij zelf het zwaard zult zwaaien boven Strafford’s hoofd, en toch zorgen kunt: ik ben het die hem doodde, evenmin kunt u vrij achten aan Buckingham’s moord, al zijt gij het niet, die hem den dolk in de zijde hebt gedrukt."

» »Welnu, ja! Mylady; ik geef mij gewonnen en ik belijde dat ik het ben, die den hertog aan de verfoeiing des volks heb aangewezen; maar daar gij dit zelve hebt ingezien, zult gij mij wel baten, want, naar ik meende, was de hertog van uwe vrienden."

» »Ik heb Buckingham bemind met al den hartstocht van mijne achttien jaren. In Strafford achtte ik het meest den grooten staatsman, den oppermachtigen bedwinger van Ierland, den beheerscher van zijn meester. In George Villiers heb ik den beminnelijken mensch liefgehad, die meer dan eenig ander de kunst verstond het hart eener vrouw te winnen,"

» »Daarin vergist gij u, Mylady; want hij had geene ziels kracht genoeg om haar te winnen door datgeen, wat het vast en zekerst bindt. Hij begon altijd met liefde en eindigde veel tijds met haat. Men moet beginnen met haat, dan eerst ankert de liefde vast in de ziel… als zij dien rotsigen grond heeft doorgeboord eD zich dá r heeft vastgeklampt, niet in den lossen, weeken zandgrond, die her en der beweegt met iederen golf slag, met iedere ebbe en vloed, en daarom is Buckingham bemind geweest… maar vergeten geworden!"

»Terwijl John Pym sprak, hield de Lady hare oogen strak op hem gevestigd; zij had geluisterd in eene spanning, die aarzelde tusschen afschuw en welgevallen, en toen hij zweeg, verzonk zij eene wijle in diep gepeins, waaruit zij zich ophief om te zeggen met een doffen zucht: »Ik geloof… dat gij gelijk hebt."

» »Ik meen zoo!" hernam hij koel; »en nu, Mylady! wat voert u tot den vijand van uwe vrienden?"

» »De haat!" hernam zij met veelbeteekenenden blik. »Strafford te redden, heb ik opgegeven, maar toch… ik kan iets voor hem doen."

» »U voegen bij zijne vijanden?" vroeg hij glimlachend.

» »Om hem te wreken!" antwoordde zij.