Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/146

Deze pagina is proefgelezen

» »De geestdrift van Felton!" sprak hij spottend. »Gij hebt toch niet ergens een dolk verborgen?" vervolgde hij zeer bedaard en met zijn rustigen glimlach op haar ziende, terwijl zij opstond en naar hem toetrad.

» »Neen, niet aldus! niet om wraak te nemen over wie openlijk en rond zijne vijanden waren en hun tegenstand zoo ver gedreven hebben als hun noodig is geweest; maar om wraak te nemen over de valsche vrienden, die te laf en te traag waren, om voor hem te strijden tot het uiterste."

» »Meent gij ’t zoo, Mylady?" hernam Pym, nu ook ernstig en met uitvorschende blikken op haar ziende; »dan zullen wij elkander spoedig verstaan."

» »Dat denk ik ook, Sir. De koning is mij verachtelijk geworden, sinds hij de zwakheid heeft gehad Strafford’s doodvonnis door zijne onderteekening te wettigen; en de Koningin is mij hatelijk sinds ik zag, hoe zij uit zelfliefde de zwakke pogingen van Karel tot des graven redding nog heeft verlamd en krachteloos gemaakt, en ziet ge! wat ik veracht kan ik vertrappen, en wat ik haat, kan ik overgeven ter verbrijzeling. Ik was de vertrouwde van al de geheimen der hofpartij, sinds de laatste jaren. Van al de intriges gedurende Straffords rechtsgeding, gesponnen door den koning en de koningin, om den graaf te redden zonder zich zelf bloot te geven, heb ik draden gehouden, en zal ze in uwe handen geven."

» »Dat is eene kostbare gifte, Mylady!" sprak Pym bedenkelijk, »wat zult gij daarvoor in ruiling eischen?"

» »Niets dan van u te vorderen, dat gij daarmede de winst zult doen, die u noodig is."

» »Maar toch, Mylady, gij laadt daardoor een grooten last van dankbaarheid op mij, en ik beken u, schulden drukken mij, ik ben achteloos en nalatig in ’t betalen; met één woord, ik ben onverdragelijk voor mijne schuldeischers."

» »Gij zult mij niets schuldig zijn, want eigenlijk ben ik het die eene oude schuld kom afdoen aan u, eene oude belofte volbrengen. Herinnert gij u niet, dat gij eens tot zekeren page, die Strafford te Greenwich verzelde, hebt gezegd: »Schoone page, wanneer zult gij mij dienen?"

» »En dat het antwoord toen wel bits was en wel hard, want