Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/147

Deze pagina is proefgelezen

het luidde: »Niet voordat gij mijn meester verwonnen zult hebben." Dat was toen een trotseeren, een uittergen van u, een minachten van mijne kracht, want bij uw onbepaald vertrouwen op Wentworths macht beteekende dat in uw mond: nimmer."

» »Welaan! het nimmer is nu toch waarheid geworden, en ik houd mijn woord!"

» »Nu kan ik aanne men!" hernam hij, haar zijne hand toestekende. Zij reikte hem de hare. Hij bukte zich en drukte een vurigen kus op die hand terwijl hij sprak. »Ziet gij wel Mylady! dat mijne stelling doorgaat? Hoe vele beloften aan vrienden zullen u ontdacht zijn in veel korter tijd. De ééne gelofte aan den vijand heeft een onuitwischbaren indruk gemaakt."

» »Zooals de vijand zelf, omdat hij John Pym is," antwoordde Lady Carlisle, terwijl zij voor hem bleef staan in eene soort van bewondering, die mij onverklaarbaar was, maar die zóó duidelijk sprak uit hare houding en trekken, dat het geen spel kon zijn. Toen zag ik naar mijne Lovely, onrustig over den indruk, dien dit tooneel maken kon op haar. Het arme kind zat inééngedoken, marmerbleek, en als versteend; er waren geene tranen in hare oogen; maar er was ook geen teeken van leven meer op haar gelaat. »Master John Pym!" riep ik verschrikt en smeekend, »mijne zuster ligt daar bewusteloos!"

» »Hoe! gijlieden nog daar?" sprak hij met ergernis, en zonder eens naar Lovely om te zien of zich van Lady Carlisle af te keeren, beval hij ons te gaan, op een toon, die geene tegenspraak gedoogde.

»Ik nam mijne zuster in mijne armen en voerde haar schielijk heen. Lady Carlisle had gelijk, Lovely was verpletterd door hetgeen zij had willen hooren. Één ding had zij begrepen. Zij had Pym verloren… de arme had geene klacht geslaakt, geene verwenschmg gesproken tegen wie ook, geene beschuldiging geuit alleen… zij had het hoofd gebogen onder den slag, om het niet weer op te richten.

»Eene vreeselijke ziekte openbaarde zich, waaruit zij niet weêr herstelde. De heelmeester noemde het eene hersenkoorts: ik begreep dat het eene andere kwaal was, die van een gebroken hart. Ik dankte God, toen eindelijk het hare ophield te kloppen. Al te teêre plant kon zij de stormvlaag niet weêrstaan, die op