Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/194

Deze pagina is proefgelezen

staart zij op de noodlottige kolommen, zoo berucht in de geschiedenis van ’t Venetiaansche strafgericht, en met eene huivering wendt zij zich af en naar de vroolijke kaaien heen, wier glinsterend marmer, door ’t zonlicht beschenen, en bevolkt,… naar den tijd, waarin zij zich verplaatst, ziet zij die bevolking bonter of stiller; heden ten dage heerscht er vermoedelijk doodsche rust en ledigheid; in de XIVde eeuw was er leven en beweging. Men zag er toen matrozen en gondeliers, Grieken en Armeniërs, Joden en Hongaren, kooplieden van rang en uit alle natiën, van den adellijken Venetiaanschen groothandelaar af, die schepen uitrustte en galeien wapende, ter bescherming van zijn handel, tot op den visschersknaap toe, die met sardines ventte; men zag er den Oosterschen koopman in paarlen, die duizenden omzette in een uur, en het koopvrouwtje uit Murano, dat glaskoralen aanbood of halssnoeren, uit schelpen aaneengeregen, Soldaten der Republiek, facchini, werklieden, priesters, monniken, kunstenaars, jonge senatoren, statige avogadores, lustige jonge edellieden en galante dames, die allen stroomden toenmaals langs de kaaien heen en weer, trokken naar de Rialtobrug, verspreidden zich op de Piazza, gingen de St. Marcuskerk binnen, wendden zich naar de galerijen van het Doge-paleis, of bleven lanterfanten op het Piazzetta, totdat de persoon, dien zij zochten, zich vinden liet; want wat dit punt van de stad nù is geworden voor de Venetianen, weten wij niet (wij wagen zelfs geene gissing), maar in het tijdperk, dat wij op het oog hebben, was het als het hart van Venetië als de slagader, van waaruit tot de stad en tot de Republiek leven en beweging toevloeide; het was het hoofd en de arm tevens. De St. Marcuskerk vertegenwoordigde den godsdienst van den Staat, het doge-paleis het staatsbestuur, de wetgevende macht, de rechterlijke en de uitvoerende tevens; de Rialto-brug (toen nog niet van zoo trotschen en rijken bouw) den handel; de schepen en oorlogsgaleien, die in de haven van het groote kanaal ankerden, hare zeevaart en strijdmacht; de paleizen, die rondom als uit de Lagunen oprezen, de weelde en den rijkdom; bijgevolg was er niemand binnen de stad, het ware vreemdeling of burger, die niet dagelijks voor zijne zaken, voor zijne plichten of voor zijn vermaak, naar ’t St. Marcusplein of de omgeving daarvan