Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/195

Deze pagina is proefgelezen

werd heengelokt. Ook wij hebben ons derwaarts te begeven om tot den man te komen, dien wij u willen voorstellen. Wij moeten zelfs het hertogelijk paleis binnentreden; maar wij vinden hem niet in de vorstelijke zalen, niet in de groote raadzaal, waar de doorluchtige senatoren gewoon zijn de groote belangen der Republiek te regelen. Wij zien hem evenmin in het Kabinet van den Doge, noch in de Geheimkamer waar de Raad van Tienen zetelt; zelfs in de wapenzaal zoeken wij hem tevergeefs. Wij moeten neerdalen in de onderaardsche gewelven van het Staatspaleis, dat te dier dage evenzeer tot Staatsgevangenis werd gebruikt; wij moeten doordringen tot die akelige kerkerholen, waar de menschelijke wreedheid zich niet schaamde menschen te huisvesten, aan de zorge harer gerechtigheid toevertrouwd; mochten wij zeggen »te dier tijde" en op de rekening der middeleeuwsche barbaarschheid kunnen schrijven, wat onze verontwaardiging opwekt; maar dat mogen wij niet, zonder onbillijk te zijn; in lateren tijd, die reeds tot de eeuw der beschaving behoorde, werd er eene afzonderlijke staatsgevangenis gebouwd, slechts door de bekende »Brug der Zuchten" van het Doge-paleis gescheiden, waarvan zij nu een deel bleef uitmaken; maar met zijne putten en gevangencellen onder de looden daken, geeft de stichting van Antonio Ponte niets toe aan de kerkers der XIVde eeuw in ongeschiktheid voor een menschelijk verblijf. En wie weet niet, dat ze in gebruik zijn gebleven tot in onze eeuw, en dat het onze tijdgenooten zijn, die er gezucht en geleden hebben…

Dan, wij dwalen af van onzen weg en wij moeten voortgaan; wij moeten ons een der vunze en vochtige holen laten openen, die zonder licht, en zonder lucht, aan geene enkele der voorwaarden voldoen, die tot de gemakken, tot de behoeften des levens behooren. Hier, juist hier, vinden wij den Held van Venetië den ouden, dapperen vlootvoogd, Vittore Pisani, en wij vinden hem in ketenen geslagen en vastgeklonken aan den muur van zijn kerker! Maar een held in ketenen is niet min ontzagwekkend, en even eerbiedwaardig althans, als aan het hoofd eener legerschaar, en waar zijne kruin zich ten diepste heeft gebogen onder het lijden, boezemt hij nog àl het mede-