Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/198

Deze pagina is proefgelezen

netië nog niet wat het zich later met volle recht kon noemen: de koningin van de Adriatische zee; hoewel reeds machtig op de wateren, hoewel haar gebied uitbreidende ten noorden en ten zuiden op ’t schiereiland, hoewel reeds de beschermende hand eener meesteresse uitstrekkende over menig eiland van de Middellandsche zee en van den Griekschen Archipel, kon zij die heerschappij nog niet voeren als een onbetwist recht, maar moest er om worstelen met inspanning van alle krachten tegen een heirleger van vijanden, die zij zich verwekt had door afgunst op haar bloei, door onrust over hare uitbreiding en klimmen. den invloed, dien zij wist te oefenen in de landstreken en staten, die nog niet feitelijk onder hare afhankelijkheid waren geraakt.

Voor die afgunst, voor die onrust waren geldige redenen, want de aanmatiging en de heerschzucht der Republiek hield gelijken tred met haar voortgang, en hare buitenlandsche staatkunde werd geacht meer behendig te zijn dan onbaatzuchtig. Haar stoute handelsgeest spotte met alle bezwaren, en waar eene verovering nut werd geacht, wist zij te zegevieren door geweld van wapenen of door fijne politiek, zonder daarbij juist al te nauw te letten op de rechten of de belangen van anderen.

Als christelijke mogendheid en als geburin die naar de heerschappij over de wateren streefde, was zij in rusteloozen kamp met Turken en Saraceenen, zonder daarbij te allen tijde op den bijstand te kunnen rekenen der Grieksche keizers, die zwak en ongetrouw, bijna even lastige bondgenooten waren als verraderlijke vijanden.

Van de kruistochten, die zij had medegemaakt, had de Republiek vruchten weten te plukken in uitbreiding harer bezittingen en rijkdommen, waar de Christenvorsten zich niet dan ijdele eere hadden gewonnen, ten koste van tallooze opofferingen, die hun bederf voorbereidden. Candia, Modon, Corfu, verschillende kustplaatsen in Afrika, behooren van nu aan tot haar gebied, of worden cijnsbaar aan haar Staat, maar zij heeft die alle te verdedigen tegen de ongeloovigen, en de Christenvolken zelve konden die vorderingen niet zien zonder wantrouwen, noch lieten ze onaangevochten. En terwijl de Leeuw van St.