Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/204

Deze pagina is proefgelezen

te kennen dan elkander te verpletteren en te vernielen; ten laatste moesten de Genueezen zwichten voor de dapperheid der Venetianen, wier meerderheid in dezen moest worden erkend; Zij hadden hunne duizenden verslagen, en hunne duizenden gevangenen om mede te voeren, en van de gansche vloot der Genueezen bleven vier of vijf galeien over, terwijl de anderen triomfantelijk medegevoerd of in den grond geboord werden Het scheen eene nederlaag, waarvan Genua zich niet dan met moeite zou kunnen opheffen; het was eene overwinning die den roem van Pisani voor het leven scheen verzekerd te hebben. Het is zoo, op het altaar van dien roem had hij dierbaar bloed moeten offeren; zijn eigen zoon werd onder de gesneuvelden geteld! Maar.… de opperbevelhebber der Genueezen was zijn gevangene: en de admiraal mocht niet toegeven aan rouwe over eigen verlies bij zoo groote winste der Republiek! Venetië had een belangrijken zeeslag gewonnen, maar de overwinning was ook door haar duur gekocht, en zij had niet voor goed gezegevierd over hare mededingster. De zegepraal bij Antium had niets beslist. Genua had nog hare bondgenooten, die nu optrokken haar ter hulpe.… Maar wij achten het niet tot onze taak te behooren, eene voorstelling te geven van geheel dit bloedige krijgsspel, noch zelfs een verslag te doen van Pisani’s heldendaden, schoon ze schitterend genoeg waren om zijn naam als een vlootvoogd van zeldzame stoutheid, met nog meer zeldzame omzichtigheid gepaard, dubbelen luister bij te zetten; wij spraken alleen van zijne overwinning, nog door andere niet minder belangrijke gevolgd, omdat die glinsterende medaille hare keerzijde had, omdat wij reden hebben te gelooven dat de roep, die er uitging van zijne glorie, een der oorzaken werd van zijn val; omdat wij hem vooral moeten geven onder den slag van eene nederlaag, en omdat de billijkheid vordert, dat men eerlijk uitrekene, hoe groot zijn aandeel daaraan heeft kunnen zijn.

Venetië (of liever dat gedeelte van den Venetiaanschen adel, dat de regeering in handen had) kenmerkte zich door eene zonderlingheid, die de bron is geworden van veel kwaad. Zij stelde geen genoegzaam vertrouwen in de mannen, die zij tot de uitvoerders harer bevelen had gemaakt, en aan wier beleid zij