Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/215

Deze pagina is proefgelezen

op hunne roeibooten, waarmee zij naar Venetië terugkeerden om er den schrik te verspreiden door de mare van dien rampspoed. Het was geen loos alarm; de Genueezen waren meester van de Lagunen en maakten aanstalten tot het beleg van Chiozza! Carrara liet de helft van zijn krijgsvolk ontschepen op het eiland Brondolo; zijne bondgenooten brachten mede een deel hunner manschap derwaarts te zijner versterking; de lichte barken konden deze troepen te ieder stond overbrengen op het punt waar zij dienen moesten; eene vloot van veertig zeilen en een heirleger gewapende barken hielden het bedreigde eiland afgesloten van alle hulp uit Venetië en de belegeraars hadden behalve het voordeel van positie nog de overmacht aan hunne zijde. Hunne legermacht, zoo van scheepsvolk als soldaten, was vier en twintig duizend man sterk, terwijl de Venetianen niet meer dan drieduizend man op Chiozza hadden kunnen aanvoeren; en hoewel de inwoners moedig en eenparig de wapenen opvatten, waren zij toch te zwak in getal om zulk eene overmacht op den duur weerstand te bieden. Ook gelukte het welhaast den Genueezen, ondanks het krachtig verweer en de uiterste inspanning der wanhopige bezetting, zich meester te maken van klein Chiozza, eene soort van voorstad, die met de eigenlijke stad gemeenschap had door eene brug van omstreeks een kwartier uurs gaans, en waarvan hun elke duim breed door den wanhopenden moed der Venetianen werd betwist, op zulk eene wijze, dat zij list moesten te baat nemen om tot de overwinning te komen. Zij veinsden voor de volharding der belegerden terug te deinzen, en toen deze, verblijd door die verlichting, zich eene wijle verademing gaven van den strijd, keerden zij op bedekte wijze terug en namen de stad bij verrassing. Men zou edelmoedigheid verwacht hebben van de zijde der overwinnaars, die de dapperheid hunner tegenstanders hadden leeren bewonderen, maar het was niet het tijdperk, waarin men met menschelijkheid oorlog voerde en zich te matigen wist na de zegepraal, en hoewel in elk tijdvak verblijdende uitzonderingen zijn aan te wijzen, de volkshaat der Genueezen tegen het trotsche Venetië was te diep en te bitter, dan dat zij hier konden plaats vinden. Hetgeen van de dappere bezetting overbleef, werd ontwapend en neergesabeld; de burgers