Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/216

Deze pagina is proefgelezen

en edellieden, die men onder de wapenen vond, werden uitgemoord of als gevangenen op de gruwelijkste wijze mishandeld. Francesco Carrara vooral, de woeste tiran van Padua, weinig gewoon aan triomfen, was bedwelmd door zijne verovering en misbruikte haar om bot te vieren aan zijn instinct van wreedheid; hij was zóó vindingrijk in het folteren zijner weerlooze slachtoffers, dat het vermelden zijner gruwelen reeds eene pijniging is voor het menschelijk hart, die ik noch u, noch mij zelve wil aandoen; — genoeg zij het, dat hij een bloedbad aanrichtte, dat het zilver der Lagunen bepurperde. Het weegeschrei van vrouwen en kinderen weergalmde tot in Venetië toe en deed het vroolijk lied van den gondelier verstommen, om vervangen te worden door doffe jammertonen, en schorre wraakkreten, die het luidste zich verhieven in de nabijheid van het hertogelijk paleis. De Doge en de Senatoren, die de macht in handen hadden, mochten wel weten, dat het bootsvolk, dat het gilde der gondeliers, dat het volk van de werf, wrake riep over het uitmoorden van Chiozza, en dat het uit den Raad het sein wachtte tot het nemen eener schitterende vergelding; dat het de patriciërs niet onschuldig achtte aan de rampen, die de Republiek troffen. Waren zij het niet, die den grooten admiraal, den overwinnaar van Pola, hinderlagen hadden gelegd en belasterd en veroordeeld? Waren zij het niet, die hem nu hielden opgesloten daarginds in een van die sombere gewelven, waarop het paleis rustte?

En waar men dien inval gekregen had, bleef men niet in gebreke, om, al voortroeiende langs het kanaal, de muren van den kerker zoo dicht te naderen als doenlijk was, en op klagenden toon, naar de gave der improvisatie, dit poëtisch en zangerig volk eigen, de schrikkelijke gebeurtenis voor te dragen in al hare kleuren (zeker niet de lichtste), in de hoop, dat die tonen mochten doordringen tot den doorluchtigen gevangene, opdat hij het weten zoude, door welke onheilen het goede volk van Venetië getroffen werd, terwijl men hem hield opgesloten.

En wij weten, dat hunne poging doel trof, en dat de admiraal in zijne kluisters met gespitst gehoor alle klanken opving, die hem in zijn kerker van het leven daarbuiten kwamen getuigen; was het vreemd, dat bij ’t geen hij vernam de Stoicijnsche