Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/218

Deze pagina is proefgelezen

zag dan iemand anders, wist hij in den Senaat te verkrijgen, dat men naar een verdrag zou trachten. Men zond gezanten naar den Genueeschen veldheer om den vrede in te roepen. Pietro Doria, overmoedig door zijn krijgsgeluk en zijne voordeelige stelling en vervuld van wraaklust, na de wonden door Venetië vroeger aan zijn vaderland en familie toegebracht, antwoordde niet slechts weigerend, maar uittergend en beschimpend.

»Ik zwere bij God, dat de Venetianen geen vrede zullen hebben met onze Republiek, voordat wij met eigen hand de bronzen paarden op de St. Marcusplaats zullen getoomd hebben. En dan zullen wij verder zorgen dat de Venetianen zich in ruste houden!

Met die bedreiging konden de gezanten naar Venetië terugkeeren; men vernam daar tegelijkertijd het verlies van Terra-Nova, Lavorzore, Mont-Albano van Loredo en Torre-del-Bebe, terwijl twee-en-twintig Genueesche galeien en veertig gewapende booten zich vertoonden aan de zijde van het Lido. De ondergang van Venetië scheen besloten en onvermijdelijk.

En het gerucht van deze vernederingen, van deze rampen, van dit nakend onheil kwam tot de kennis van den geketenden Admiraal, den moedigen kampvechter voor de eere van het Gemeenebest, den vurigen patriot, die zijn bloed bij droppelen had willen uitstorten voor de redding van zijn vaderland; was het vreemd, dat hij met het ijzer worstelde om dat los te wringen, ware het slechts om in zijne radeloosheid over eigen onmacht den forschen armen werk te geven en zich ais te meten met het metaal, dat de krachtige hand gewoon was te voeren?

Hetgeen er omging kwam tot zijne kennis, maar niet dan verward en onbestemd, en zeer zeker niet verzacht, sinds het hem moest worden overgebracht door matrozen en soldaten, door het gejammer van schreiende vrouwen, of de sterk gekleurde verhalen van weeklagende gondeliers. En nu, men weet wat volksgeruchten zijn onder zulke omstandigheden, vooral bij een volk als dat van Venetië dat van de uiterste verslagenheid tot den overmoed der uiterste wanhoop omwendde, en dat zonder raadpleging met de overheid, evenzeer zonder aanvoerder als zonder orde, uit eigen beweging, slechts luisterend naar de