Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/220

Deze pagina is proefgelezen

van wie men inspanning en gaven moest vragen naar vermogen en zelfs daarboven, begonnen na te denken, waartoe die opofferingen leiden zouden, en vroegen elkander met een zorgvol hoofdschudden, waartoe dat alles baten zou, zoo men geen aanvoerder had, bekwaam genoeg en geliefd genoeg om ze te benutten en er winste mee te doen?

Tot zelfs in den Grooten Raad had men zich dat reeds afgevraagd. De patriciërs zelve waren niet zonder bekommering op dit punt; zij wisten dat het een tijdstip was, waarop men met het volk had te rekenen; dat het vrijwillige diensten, vrijwillige lasten, vrijwillige gaven waren die zij moesten inroepen, waarvan de Republiek nu in deze bange ure hare redding wachtte, maar wie hunner wist zich bij dat volk genoeg geliefd en geëerbiedigd tevens, om zich onbepaald te doen gehoorzamen? wie hunner had gezags en beleids genoeg tevens om van die welgezinde, maar ongeoefende en ongeordende burgers, in een oogwenk tijds, soldaten en zeelieden te vormen, die zich aan de krijgstucht onderwerpen, aan wet en regel zich zouden binden en niet in oogenblikken van wilden moed onbesuisd het gevaar in den mond loopen, om later, als de kans tegenviel, onder den eersten indruk van den schrik in verwarring de vlucht te nemen op een hachelijk tijdstip? Die visschers, die mannen uit het tuighuis, dat scheepsvolk, allen op eenige wijze gewoon met wapenen om te gaan; die het mes wisten te wetten, de pijl af te drukken, den werpsteen te slingeren, ze zouden uitnemende vrijbuiters zijn op eigen gelegenheid, maar bij de verdediging van een aanval, zooals Venetië dien te wachten stond, had men een geregeld leger noodig dat aan één hoofd gehoorzaamde, en slechts den arm der uitvoering leende aan dien éénen wil! En nu, wie onder de patriciërs wist zich (om een woord van onzen tijd te gebruiken) zoo populair en zoo bekwaam tevens, om aan deze eischen te voldoen? Wie onder hen was bekwaam, zoowel om de geestdrift des volks op te wekken als die te leiden? Niemand — zij moesten het bekennen elk voor zich zelven — niemand had een recht op zulke volksgunst, op zulk een invloed; zij hadden de burgers met minachting bejegend in tijden van voorspoed, hunne vrijheden onderdrukt, hunne rechten beknibbeld, hun aandeel aan ’t bestuur van het Ge-