Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/221

Deze pagina is proefgelezen

meenebest tot ijdele hersenschim gemaakt; neen, zij wisten het al te goed, zij hadden niet gestaan naar de liefde, naar de achtiIlg des volks, en zij hadden die ook niet verworven. Maar terwijl zij op elkander zagen met onzekere blikken, zweefde er een naam op veler tong, dien niemand waagde uit te spreken. Het was de naam van een dien men haatte en wantrouwde en benijdde, juist omdat hij bezat wat zij alien voelden te missen. Ook hadden zij hem voorzichtiglijk ter zijde geschoven, in een duisteren, eenzamen kerker weggesloten en geboeid! Het was wel mogelijk dat hij, hij onder allen, de redder der Republiek zou kunnen worden, maar hij zou er dan tevens de meester van zijn; het zou hem kunnen invallen voor het volk vrijheden en rechten te bedingen ten koste van het gezag en het meesterschap, dat de adel zich zelf had toebedeeld; daarbij, men had hem ál te groot onrecht aangedaan, dan dat hij het niet op zijne beurt door onrecht en hardheid zoude vergelden; neen, een redder als deze was ál te gevaarlijk; de Republiek was nog niet tot zulk een uiterste gekomen, dat de patriciërs zich zulk een offer behoefden te getroosten! Zoo redeneerde het bekrompen egoïsme, dat doodelijk venijn, waarmee Venetië’s grooten waren vergiftigd, en dat, zich voortdragende tot in het latere nageslacht, die jongeren mede heeft verbasterd en verkankerd. En de man, tegen wien zulke bedenkingen werden aangevoerd, op wien men met zulken argwaan neerzag, wien men vreesde ofschoon men hem gekerkerd en geketend hield, hij voelde het in zijne boeien met al de diepte der intuïtie van een, die bij onzekere en verwarde berichten door eigen scherpzinnigheid tot eene voorstelling tracht te komen van ’t geen er rondom hem voorvalt; hij voelde het, dat er zulke bedenkingen tegen hem omgingen in die gemoederen te dier dage; hij had het reeds terstond begrepen, toen zijn rampspoed hem als schuld werd aangerekend, dat die gewaande schuld voorwendsel, zijne bekende volksgunst oorzaak was van de strengheid waarmede men hem behandelde. Hij raadde het, al was daar niemand die het hem kon aanbrengen, dat bij de beraadslagingen van den Grooten Raad in deze ure van nood, zijn beeld den Senatoren voor den geest moest zweven, als wie goeden dienst had kunnen doen aan het vaderland, zonderdat zij