Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/223

Deze pagina is proefgelezen

lichten waar hij kon, of mee te dragen waar het oorbaar was.

»Men zou recht hebben mij te verdenken, zoo ik door onedele middelen naar de volksgunst had getracht, zoo ik list en kuiperij had gebruikt als zoo menig ander. Maar ze weten, dat heerschzucht en hebzucht mij vreemd zijn; ieder hunner die de hand op het hart legt, zal moeten getuigen dat ik de eereambten, de waardigheden, het meesterschap met evenveel zorge heb afgeweerd, als de meesten hunner zich driftig betoonen om die te verkrijgen. Waarom op mij, op mij onder allen, den smet dier verdenking, ik die nimmer zelfverheffing heb bedoeld, die slechts vrage naar de eere en grootheid der Republiek…

»De grootheid der Republiek! en… Doria staat gereed om de paarden van St. Marcus te breidelen, zooals dat volk daar buiten mompelt! En ze vergeten mij hier, mij die bereid zou wezen het palladium van Venetië te dekken met mijn lichaam! Dat zij mij in de gevangenis geworpen hebben, dat zij mij in ketenen klonken, dat zij mij van het licht des hemels berooven en van de warmte der zon, dat late ik daar; ze zeggen dat ik schuld heb, en mogelijk hebben ze gelijk; ik ben onvoorzichtig geweest, ik heb eene fout begaan, ik heb gepleegd wat een kwaad is in mijne oogen als in de hunne; ik heb Venetië schade gedaan, ik heb de Republiek eene neerlaag doen lijden; maar het is juist dáárom, dat men nu het eerste moest denken »p mij die veel heb goed te maken. Waarom gunnen zij mij daartoe de gelegenheid niet? men staat wel een misdadiger toe zijn berouw te toon en door zich verdienstelijk te maken aan het vaderland; en nu, waar de Republiek in nood is, waar Venetië al hare weerbare zonen oproept te harer hnlpe, waar men den geringsten fachino toestaat zijne krachten aan haar te wijden, worde ik als bastaardzoon onwaardig gekeurd haar te dienen! Ik, die mijn eigen zoon, die de steun mijner grijsheid, de roem van mijn geslacht had kunnen zijn, heb zien vallen, zonder tranen, omdat het hare glorie gold! ik, ik worde onbekwaam geacht mijn land te dienen! Laten ze zeggen waarin die onbekwaamheid bestaat! En toch, ik voele het, indien God en Zijne Heiligen mij niet bewaren, zullen zij welhaast gelijk hebben, en dan zal ’t niet zijn voor enkele jaren, maar voor het leven. Ik, die nog jaren van kracht aan