Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/224

Deze pagina is proefgelezen

Venetië had te geven, misschien! Ik heb nog sterkte in dezen arm, al is die gegroefd door hunne ketenen; ik heb nog helderheid van geest, al is ’t dat ik hier folteringen doorsta, die het harte doen bezwijmen en het brein verwarren. Maar nog is het zóó ver niet; verworpen moge ik zijn door Venetië maar onbekwaam haar te dienen ben ik niet, nog niet. Zij zijn onbekwaam de Republiek te dienen, zij, die zich zelf het meest dienen onder schijn van den dienst der Republiek voor te staan; die hun eigen haat, hun eigen afgunst, hun eigen baatzucht vooropzetten, en daaraan offeren wat die allen in den weg staat. Venetië moge hun eenmaal rekenschap vragen van dien trouwen dienaar, die zijn hartebloed voor haar zou willen uitstorten, en dien zij onbruikbaar maken voor haar dienst. Roerloos te moeten zijn en machteloos, waar het volk roept dat er soldaten te kort schieten om Chiozza te ontzetten, om Venetië te beveiligen! Geene soldaten in Venetië! maar ieder Venetiaansch burger moet soldaat zijn als de Republiek in nood is. O! één dag van vrijheid, één enkelen dag slechts: de jaren levens die mij misschien nog resten zou ik daarvoor veil hebben, dan zou ik mij wreken op hen die mij onbekwaam hebben geacht, schitterend, voorbeeldeloos, eene wrake waarvan Italië zou gewagen… En het volk, het arme volk dat men verdrukt, denkt ook niet meer aan mij; of, zoo het nog aan mij denkt, durft het die gedachte niet uiten; men vergt het offers, men legt het lasten op, men wil het geene rechten gunnen, en het is krachteloos en willenloos, verlamd door tirannie; het weet slechts te sidderen en te weeklagen. O Venetië Venetië! wat zal er van u worden! uwe patriciërs hebben geen hart, en uw volk heeft geen geheugen; de eersten vragen slechts naar zich zelven, en het laatste vergeet wien het heeft liefgehad!"

Maar Vittore Pisani vergiste zich; het volk had wel geheugen, en wat meer zegt, het had een wil, en het durfde dien uitspreken. Het had gemord terstond bij de gevangenneming van den admiraal; het had toen reeds de verdenking geuit, dat de afgunst veel meer dan de billijkheid hier het vonnis had geveld; maar als de Senaat zich machtig wist, vroeg deze niet naar het gevoelen van dat volk, en het volk zelf boog dan schuw en