Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/229

Deze pagina is proefgelezen

hij bleef luisteren, toch luisteren, luisteren — helaas naar de stilte! want het was stil geworden, zóó stil als het te voren woelig en onrustig was geweest op het St. Marcus-plein. Waardoor werd die plotselinge stilte veroorzaakt? Was het rust of was het verslagenheid? Had men beloofd den wensch van het volk te verhooren, of had men dien wensch als een oproerkreet uitgelegd, en was men er in geslaagd de opschudding te dempen? Wat kon hij hopen, wat moest hij vreezen van die stilte? Hij hoopte niet en vreesde niet; hij was zijn denkvermogen niet meester, om zich die vragen te doen; hij wachtte, hij luisterde. Eindelijk, daar gingen zulke luide jubelkreten en zulke lang aangehouden Eviva’s op uit die menigte, alsof ze door duizenden stemmen te gelijk werden geuit; het was of de muren van den kerker dreunden van het forsch geluid, door al het scheepsvolk als uit één mond geslaakt. Zulk een juichtoon kon niet opstijgen uit eene volksmassa, in haren dringenden wensch teleurgesteld; die moest verhoord zijn; de Senaat moest hun de vrijheid van Pisani hebben toegezegd. De gevangene had het begrepen; hij slaakte een diepen zucht en boog het hoofd op de borst of hij bezwijmde; toen vloeiden er milde tranen, en zijne lippen brachten den heiligen naam van God voort, terwijl zijn blik zich naar den hemel ophief; de knieën kon hij niet buigen, woorden kon hij niet vinden, maar in dat ééne woord legde hij zijn innig dankgebed, Hij hoopte niet meer, hij vreesde niet meer, hij had gewisheid dat hij zich niet kon bedrogen hebben, en rustig wachtte hij wat nu volgen zou. Hij wachtte niet lang, maar in zijn toestand is iedere seconde een uur.

Daar ging de ijzeren deur van het kerkergewelf open; daar schemerden de verzwakte oogen van den gevangene bij het licht der toortsen, waarmee de komenden werden begeleid. Hij sloot ze even; zijn gevangenbewaarder, meenende dat hij sliep, waarschuwde hem dat er een afgevaardigde was uit den Raad van Tienen, die hem wilde toespreken.

Vittore Pisani opende de oogen en wachtte zwijgend af wat men zoude zeggen.

De Senator trad naar hem toe, en kondigde hem aan met republikeinsch laconisme, dat de Doge en de Raad van Tienen hadden goedgevonden hem de vrijheid te hergeven. Pisani dankte