Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/23

Deze pagina is proefgelezen

hunner nakomelingen stoffelijke belangen verzekert tot in de verre toekomst, tot op 150 jaren na zijn dood.

Men begrijpt vanzelve, dat wees- en diakenhuis door hem niet werden vergeten.

Het blijkt, dat hij te Alkmaar zich niet alleen huis en hof zocht, maar zelfs verscheidene eigendommen in die stad zelve en in den omtrek heeft aangekocht.

Voor een zijner huizen aan de zuidzijde van de Langestraat schijnt hij bijzonder zwak gehad te hebben. Hij heeft er zelf gewoond, is er in gestorven, en heeft het tien jaren lang aan een zijner oude bedienden als woning verzekerd. In eene der kamer, moesten de uitvoerders van zijn testament hunne vergaderingen houden, ten overstaan van zijn portret, dat aan ’t boveneinde van de tafel werd geplaatst, als om zooveel het zijn kon, nog door den indruk van zijne tegenwoordigheid hun hunne verplichtingen te herinneren. Dit portret in vol kostuum, benevens een ander in eenvoudig burgergewaad, en eene afbeelding van de retourvloot, bevindt zich nog in de woning van oen Koster der Groote Kerk te Alkmaar, in welke kerk de nobele Admiraal begraven ligt.

Eene vrij groote zerk dekt zijn graf, dat een wapen draagt (zeker geïmproviseerd na zijne verheffing) en tot opschrift voert zijne titels en waardigheden, en verder: »en is binnen Alkmaar gerust den 28sten Januarij 1679, oud 80 jaren."

Hij heeft dus wil gehad van zijn rang en fortuin, hoewel hij niet altijd werkeloos schijnt gebleven sinds 1648, daar er scheepsjournalen van hem bestaan van lateren datum.

De eere-medaille, die hem gewerd, wordt gevonden in het Koninklijk Penning-Kabinet te ’s Gravenhage.

Zij voert het volgende naïeve opschrift:

In ’t Vreede jaer belant
Dies Vloot door Wollebrant
Van Oost-Indies rycke Cust
In ’t Lieve Vaderlant.


1850.