Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/234

Deze pagina is proefgelezen

zijden; de vreugdevuren, die men ontstak op het St. Marcus-plein; de huizen, die men verlichtte als bij een hooggetijde; de brandende pektonnen, die men liet drijven op de verschillende kanalen; het vroolijk gezang der gondeliers, die vreugdeliederen aanhieven ter eere van Pisani; het geroep en gejubel, dat bleef aanhouden den ganschen zomernacht door, want de menigte week niet van de St. Marcus-plaats; integendeel, alles wat niet derwaarts getrokken was om de vrijheid van Pisani te eischen, kwam nu toch toeloopen om deel te nemen aan de blijdschap over zijne bevrijding! Uit de afgelegenste voorsteden, uit de verst verwijderde kanalen stroomde het aan, opmerkzaam gemaakt door de vreugdevuren en de verlichte huizen in de naaste omgeving van de Piazza. Men vroeg niet naar nachtrust; men verkoos den morgenstond af te wachten om toch van de eersten te zijn, die den geliefden held zouden aanschouwen; om getuige te zijn van zijne eerste schreden buiten het paleis; om zijn aanblik te genieten, zoodra hij zich vertoon en zou of ook wel om het levendig, belangwekkend schouwspel zelve, dat de schoone stad Venetië opleverde in dien vreugdenacht onder een heerlijken sterrenhemel. Ik zeg niet, dat de geestdrift bij allen even gloeiend was, en dat er niet bij waren, die als Moutons de Panurge volgden omdat anderen hun voorgingen, en bleven omdat anderen er waren, maar de liefde en de belangstelling voor den volksheld was toch het groote beweegmiddel van het grootste deel dier menigte, en zij was van zuivere gehalte, want zij ging uit van gehechtheid aan het vaderland; van den wensch tot het behoud van de onafhankelijkheid der Republiek. En het voorwerp van al deze toejuiching hoorde ook weder deze vreugdekreten in zijn kerker, zooals hij er het angstgeschrei en de alarmkreten had verstaan, maar hij hoorde ze ditmaal zonder er naar te luisteren.

Hij had wel op iets anders te denken dan op eene afgodeering, waarvan hij zelf het voorwerp was; hij had het gezegd, hij had te rekenen met zijne consciëntie en met God. Hij had zijn biechtvader verlangd, en hij bracht den nacht door in schuld — belijdenis, in boete en in gebed.

Men noeme het geene bekrompenheid in den Katholiek van de middeleeuwen, dat hij een tusschenpersoon noodig achtte,