Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/26

Deze pagina is proefgelezen

ooit, lieve zusters van de 19de eeuw! hebben wij reden dankbaar te zijn, dat wij onze eenvoudige vlechten, en zelfs onze sierlijke anglaises zelve kunnen maken; niet enkel in natuurlijkheid, maar ook in levensgenot hebben wij er veel bij gewonnen. Gelukkig waren de armstoelen van dien tijd voor bovengemeld gebruik gansch niet ongeschikt; wellicht waren zij er een weinig op ingericht, en had de noodwendigheid, dat ze soms het rustbed vervangen moesten, er de oreillettes en de mollige coussins à dos aan toegevoegd.

Het lot, waarvoor wij uw medelijden inroepen, stond de aanzienlijke jonge vrouw te ondergaan, in wier boudoir wij u inleiden; het was elf ure, toen de kapper van haar ging; haar kapsel moest dienen voor een déjeuner, dat zij den volgenden morgen op haar kasteel zou geven, en waarbij zij hare gasten uit Parijs en Versailles wachtte, en dus bleef haar niets over, dan den nacht door te brengen op eene wijze, die waken noch slapen kon heeten.

Die toestand scheen voor onze hertogin toch niet een gewone te zijn, want zij sprak tot Brigitte: »Ik wenschte, dat ik mijne dormeuse reeds weder op kon zetten, of een van die gemakkelijke kapsels, die gij zelve maakt."

»Maar, Mevrouw de hertogin! het gebeurt zoo zelden, dat gij u voegt naar de eischen van uw rang."

»Voor mijne rust en genoegen nog altijd te veel, Brigitte! maar gij weet, het is ditmaal iets anders; het is op verlangen van den hertog…"

»En daar dit wel de eerste maal is, dat Mijnheer de hertog iets van zijne gemalin wenscht," hervatte de kamenier, wel een weinig spotachtig…

»Spreekt het vanzelf, dat ik er mij naar voeg," viel de meesteres in, met zekere hoogheid. » Het is maar," vervolgde zij, levendig en meer gemeenzaam, »dat ik mij dezen nacht jammerlijk vervelen zal; want — slapen kan ik in zulken toestand niet."

»Mevrouw moet zich troosten met het denkbeeld, dat vele andere dames van tijd tot tijd uit vrije keuze zich dit lot laten welgevallen; en wellicht nog in dezen eigen nacht…"

»Zich vrijwillig die marteling opleggen. Ik begrijp niet, hoe men zoo dwaas zijn kan!"