Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/49

Deze pagina is proefgelezen

»Gij hebt mijn brief gelezen?" vroeg hij, met iets als koele bevreemding.

»Ja, Mijnheer! en te eerder moest ik van u vragen u niet te verwijderen, vóór wij eene verklaring hebben gehad…"

»Ik vermeed die uit achting voor u en om ons belden een smartelijk tooneel te sparen; ik moet het u herhalen, zelfs nadat ik uwe uitnemende schoonheid heb kunnen bewonderen, ik zal nooit iets anders liefhebben dan de vrouw, wier liefde mij eene duistere jeugd tot het gelukkigste tijdperk van mijn leven heeft gemaakt."

»Maar, Mijnheer de hertog! ik verg niet van u, ik zal nooit van u vergen die herinnering uit te wisschen; integendeel, ik wil zelve die verlevendigen, en versterken, want…"

»Ik wist wel, dat gij een engel waart van goedheid en zachtaardigheid," hernam hij levendig en geroerd, »maar toch…"

»Want ik heb zelve zulk eene herinnering in het hart, die ik om niets ter wereld zou willen opofferen," viel zij in.

»Zoo is de vrijheid, die ik u laat, u lief?" hernam hij, zichtbaar verruimd.

»Ik wenschte alleen, dat gij weten zoudt, hoezeer ook ik vergiffenis noodig heb, opdat…"

»Wij in vrede zouden scheiden. "

»Neen, opdat wij in liefde vereenigd zouden blijven."

Hij scheen zeer teleurgesteld door dat antwoord.

»Mevrouw!" hervatte hij ernstig, »luister even. Men had mij de jonge Gravin de Forbin als eene der uitmuntendste jonge dames van Frankrijk geschetst, en ik zie, dat men mij niet heeft misleid; maar al waart gij eene heilige in deugd, eene Helena in schoonheid, dat ik beide geloof -- mijn hart is een zulk dat zich maar eenmaal geeft, zelfs niet, waar men het door toegevendheid zou willen winnen. Mag ik toelaten, dat gij eene proef waagt, die u, na vele moeite, bittere teleurstelling zou brengen? De vrouw, die ik liefheb, zal mogelijk niets van uwe schoonheid bezitten; het kan zijn, dat haar hart en gemoed zich niet hebben ontwikkeld, zooals hare eerste jeugd mij beloofde; — maar zij is het, die ik bemin; ik kan geene andere naast haar stellen."

»Ik zie wel," hernam de hertogin schalk, »men heeft u veel