Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/53

Deze pagina is proefgelezen

mogen aanschouwen, en de vrouw, die mij werd opgedrongen, wilde ik niet zien. Was het dan een band enkel door het stoffelijk belang gevlochten, ik behoefde dan ook daaraan mijne ziel niet te geven; zoo dacht ik toenmaals… Mijnheer de Thionville drong er op aan, dat de uiterlijke overeenkomst gesloten werd, maar stond mij een jaar vrijheid toe, dat ik met reizen zou doorbrengen. Hij wenschte, dat ik ten minste voor het huwelijk zou overkomen. en eindigde toch met genoegen te nemen in mijn terugblijven. Hij had mij lief tot zwakheid toe, en ik voelde toen niet, hoe onbillijk ik was in mijne zelfzucht: later begon ik het in te denken, en ik liet u door Mijnheer de Thionville de samenkomst te Versailles voorstellen. Met het ernstige plan om er aan te voldoen, kwam ik naar Parijs… Daar verbeeldde ik mij op zekeren avond, bij een woelig volksfeest, in een gedrang, uit een der rijtuigen eene stem te hooren, die mij bekend klonk als een toon uit mijn vroeger leven; eene stem, die mij alles zeide, een toon, die mij niet kon bedriegen. Alleen de gedachte aan de mogelijkheid, dat de geliefde mijner kindsheid te Parijs was, dat ik haar zou kunnen terugvinden, maakte het voor mij onmogelijk, der vreemde gemalin woord te houden."

»Maar gij hadt haar dan reeds gezien te Parijs!" riep nu Antoinette met een zachten glimlach; want ik ben werkelijk in een gedrang van rijtuigen geweest, toen ik mij naar Versailles begaf."

» Wij hadden een half jaar vroeger gelukkig kunnen zijn, en mijn weldoener ware dan niet gestorven met de pijnlijke gedachte, dat hij óf een ongelukkige óf een ondankbare naliet."

»En toen hebt gij dien brief aan Antoinette geschreven," sprak de jonge vrouw, en toonde hem dien.

»Juist! maar de vorigen?"

»Geene andere zijn tot mij gekomen."

»Zij gaven u bericht van mijn veranderden toestand; zij baden u het oord, waar gij leefdet, en hoe gij er leefdet, bekend te maken, want ik had Mijnheer de Thionville alles bekend. mijn onoverwinnelijken hartstocht, waartegen ik tevergeefs had geworsteld, en hij stond mij toe onderzoek te doen naar Antoinette de St. Var. Maar alles was vruchteloos."