Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/76

Deze pagina is proefgelezen

HET ADRES VAN DE KANTWERKSTER.




In zeker aanzienlijk huis, gelegen in ’t Voorhout, die liefelijke wandeling binnen de stad ’s-Gravenhage, heerschte op een na middag in Februari 1686, eene zulke wanorde en luidruchtigheid onder de bedienden, als alleen kon verklaard worden uit de afwezendheid der meesters.

Wat er in de keuken omgaat, zullen wij niet eens trachten uit te vinden; men is er vroolijk, daaraan valt niet te twijfelen, en men lijdt er geen gebrek, getuige de overblijfselen van een maaltijd, die de tafel van den heer des huizes geene oneer zou gedaan hebben.

Wij gaan liever verder om op te merken, wat er gebeurt in een vertrek, waarvan de meubelen, draperieën en tapijten terstond uitwijzen, dat het niet tot het gebied der dienstboden behoort, dan in zoover zij er diensten te doen hebben. Het is eigenlijk het boudoir van Mevrouw, maar het heeft zulk een verlokkend uitzicht naar buiten op de wandelplaats, dat de kamenier, die wij hier nu vinden, het haar recht geacht heeft als hare vreugd, om er haar werk te doen, liever dan op eenige achterkamer, die geen uitzicht heeft dan op eene binnenplaats. Ware zij al leen geweest, die vrijheid zou hare verontschuldiging gevonden hebben in de nabijheid der slaapkamer en garderobe harer meesteres, en in de voorzorg, om de prachtige robe, waaraan zij te werken heeft, niet te verplaatsen; maar zij is niet alleen, en eigenlijk zij werkt ook niet. Het kleed hangt slechts losjes over den armstoel van Mevrouw, waarin zij zich heeft neêrgezet, en zij speelt in verstrooiing met de kanten, waarmede zij het moet