Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/85

Deze pagina is proefgelezen

gevoegd. Mazarin, Italiaan en Kardinaal, had dit Edict niet aangetast, hoewel in de oorlogen van de Fronde sommige Protestantsche veldheeren en edelen zich met zijne vijanden hadden verbonden; Colbert had het willen eerbiedigen, ondanks andere staatsdienaren van Lodewijk, die zeker van oordeel waren, dat eene overeenkomst hare kracht verloor met het verloop van tijd. Maar in het eind na het toenemen van den invloed van Letellier en Louvois en van de gewetensbezwaren des Konings zelven, onder den indruk van zijne relatiën met Mevrouwen de Montespan en de Maintenon, werden daarop al meer inbreuken gemaakt, begon men de heiligs te rechten te verkrachten, de privilegiën te verminderen, de waarborgen om te stooten, en eindelijk, nadat men zich feitelijk tegen alle artikels van het Edict vergrepen had, werd dat Edict zelf herroepen, als ware dat eene daad geweest, waartoe men recht had. Maar had Lodewijk geen recht, hij had het geweld om zijn onrecht door te drijven; en daar men de ongelukkige Calvinisten door die herroeping van alle burgerlijke en godsdienstige rechten verstoken had, bleef hun slechts de keuze tusschen gewillige geloofsverzaking en verzet tegen hunnen wettigen Koning, want zelfs vrijwillige ballingschap stond hun van toen af niet meer vrij. Ook wie macht en moed hadden, namen de wapenen op en vielen in den strijd, of ondergingen den marteldood; wie nog kans zag te ontvluchten, en het verlies van have en bezitting niet ontzette, trok over de grenzen, en zocht schuilplaats in yrijer en herbergzamer landen.

Naar Holland vooral trokken die standvaste en rampspoedige Christenen heen, dat met ijverige Christelijke liefde de ellende van hun toestand trachtte te verzachten. Amsterdam, vooral hun vereenigingspunt, liet huizen voor hen bouwen; de Staten boden plaatsing en vrijdommen; de burgers brachten aanzienlijke sommen bijeen; de Stadhouder Willem III verleende pensioenen en toelagen uit eigen middelen; men bouwde kerken, richtte scholen op, en deed in één woord alles, wat men vermocht, om hun het verlaten vaderland te vergoeden. Maar was het dus voor de massa, enkelen waren er toch, voor wie zelfs deze hulp slechts ontoereikende troost bleek, of tot wie deze hulp niet reiken kon. Tot de laatsten behoorde het