Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/87

Deze pagina is proefgelezen

ouwen dienaar te ’s-Hage gekomen, waar zij eindelijk eene veilige wijkplaats had gevonden. Wat zij daar nu reeds geleden had, en hoe zij zich daaronder gevoelde, zegt zij ons zelve; want zij is bezig met schrijven, en het is ons gegund hare correspondentie in te zien. Ons oog valt echter eerst op hare casette een klein kunstwerk van ebbenhout met medaillons van geëmailleerd porselein, die familiewapens voorstellen, ongetwijfeld zoowel overblijfsel als souvenir van haar schitterend verleden, en waarop bij wijlen hare aandacht zich vestigt, hetgeen haar dan voor eene poos in een weemoedig gepeins doet verzinken. Toch heeft ze haar brief ten einde gebracht, en blijft, met het hoofd op de handpalm geleund, nadenkende, als overwoog zij het geschrevene.

Ziehier wat zij schreef:

»Het is mij zoozeer tot gewoonte geworden, mijne gewaarwordingen en ondervindingen aan u mede te deelen, mijne goede Hortense! dat ik u bijkans even geregeld schrijf, alsof wij nog te zamen in hetzelfde land woonden, in dezelfde provincie, en bovenal of ik antwoord kreeg…; want ik krijg geen antwoord, mijne waardste! Als ik mj zelve afvraag, waarom niet? vind ik de oplossing van die vraag nooit in eene oorzaak die u beschuldigt, want al heb ik ook geleerd iedere menschelijke vriendschap, en iedere wereldsche betrekking te wantrouwen, wij zijn meer voor elkaar dan vriendinnen, wij zijn geloofsgenooten; onze hoop is dezelfde, wij deelen dezelfde blijdschap en vastigheid des geloofs; hoe zou tusschen ons de liefde niet onvergankelijk zijn; en ik weet, dat juist door datgene, dat mij al het overige heeft doen verliezen, gij nader tot mij gebracht zijt dan ooit voorheen; maar hoeveel kan er niet samenloopen, dat uw antwoord doet uitblijven, al is het, dat gij mijne brieven ontvangt: ik schrijf, zooals wij afgesproken zijn, aan het adres te Straatsburg, maar ik heb geen waarborg, dat het u gelukt is veilig daar te komen, en ook, wij leven in een tijd, waarin het meer dan anders bewaarheid wordt, dat, wie zich heden gerust en zeker achtte, reeds morgen getroffen is door het zwaard, dat boven zijn hoofd was opgehangen, zonderdat hij het wist; wellicht heeft het u reeds getroffen; wellicht richt ik het woord tot eene die reeds niet