Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/89

Deze pagina is proefgelezen

gevraagd, maar nog niet was gebracht. De armoede, mijne lieve! is eene van de wonderlijkste ervaringen, die de ballingschap mij heeft doen kennen, en die mijn goede Marc, helaas! niet beter kende dan ik… Maar laat mij geregeld vertellen. De trouwe dienaar had niet eens gelegenheid, de goedwilligheid der Hollanders te beproeven: de vermoeienissen van de reis, de angsten en worstelingen, waarmede hij te kampen had, eer wij uit Frankrijk wal en ontvlucht, en die hij met jongelings krachten scheen te trotseeren, hadden hem meer geschokt, dan hij zelfs wist of mij wilde bekennen. En toen hij mij rustig hier gevestigd zag, toen de overspanning week, die hem tot hiertoe had opgericht gehouden, viel hij machteloos en uitgeput op een ziekbed neêr, dat binnen zeer weinig dagen zijn doodbed is geworden. Gij begrijpt, hoe ik hem heb opgepast en verzorgd, hoe ik met vurige beden zijn behoud van den Heer heb afgesmeekt, hoe ik met doodelijke smarte het stervensuur zag naken van den éénigen vriend, die mij op aarde nabij was gebleven, een dienaar en verzorger naar den stand, een vader naar het hart, een broeder door geloof, een voorganger in prachtige liefde en vrome hoop. Zijn geloofsroem en geloofsblijdschap in de laatste uren waren zoo overheerschend en prachtig, dat zij hem deden heenzien over alle wereldsche bezwaren, en hij mij wist te troosten met een ernst en vastheid, als zag zijn verhelderd oog reeds de hand des Heeren uitgestrekt, om de weeze te sterken, die hij in zoo hachelijken toestand moest achterlaten.

»Ook ik geloofde aan die hand, ik blijf er op vertrouwen dat zij niet zal aflaten mij te steunen en te beschermen; maar toch, ik leef nog niet in aanschouwen… en alles om mij is zoo duister, dat mij bijwijlen het harte bezwijkt… In zulke oogenblikken valt deze eenzaamheid mij verpletterend zwaar; dan mis ik het zusterhart, waaraan ik kon uitschreien, dan de broederlijke hand, die opricht, en de broederlijke toespraak, die nieuwen moed in het harte stort, en die opwekt tot het gebed; de druk van die eenzaamheid is sterker dan het gemis van al het andere; dan is het mij, als moest ik van mij zelve zeggen, als Davids klaagstem in den Psalm: