Pagina:Bosboom-Toussaint, De Alkmaarse wees enz. (1886).pdf/94

Deze pagina is proefgelezen

en mijne ballingschap te deelen, want ik weet, dat hij mij liefhad, en te smartelijker valt het mij aan zijne diepe zwakheid te denken… Helaas! helaas! de verleidingen van het Hof, van den rang, van de fortuin waren hem te machtig; de wet des Konings bleek hem sterker dan de wet des Heeren, en hij scheidde zich van ons, van zijne broeders en van zijn geloof, De barmhartige Heer vergeve hem en vergelde hem niet met gansche verlatenheid! Hortense! deze herinnering had ik niet moeten opwekken. Zij belet mij verder te schrijven, en ook gij hebt voor nu genoeg." Hier volgde het einde van den brief en de aanbeveling om poste-restante te schrijven aan Cesarine Didier, welken naam zij had aangenomen. Genoeg ook voor ons te weten, wie zij is, en hoe zij leeft, om haar te beklagen, haar lief te hebben, en veel voor haar te vreezen. Zij heeft nu haar brief toegevouwen, verzegeld, en slaat haar mantel om; zij wil dien zelve naar den post brengen; intusschen herinneren wij u, dat dit dezelfde Februari-middag is, waarop wij ons verhaal aanvingen, slechts iets later, want de duisternis valt reeds, en de lakei Justin bevindt zich in den winkel van Madame Le Loup met de boodschap van de kamenier, en op deze wijze vinden mijne lezers nu zelve de verbinding van het geen wij ons voorspel konden noemen, met het tafreel, dat daarop gevolgd is; want, terwijl Cesarine de trap afkomt, zegt Madame Le Loup tot Justin: »Ik zeg u, mijn vriend! dat die kantwerksters niet meer in mijn huis wonen, ze zijn eene maand geleden vertrokken."

»Maar weet gij dan haar adres, of eene andere, die daartoe »geschiktheid heeft?"

»Neen, ik weet niemand," hernam zij even onwaar als onvriendelijk, want zij had toch aan Cesarine kunnen denken, en onderzoeken of deze wellicht lust en geschiktheid had voor die taak.

»Er kan veel aan verdiend worden," hield Justin aan, Madame Le Loup antwoordde niet, zij zag naar Cesarine, die was blijven staan, en met belangstelling scheen te luisteren naar hetgeen; Justin zeide.

»Et bien, Mamsel! qu’y a-t-il donc?" vroeg Madame Le Loup met zeker vinnig ongeduld, »gij denkt uit te gaan met dit weêr, bij ’t vallen van den avond?"