Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/100

Deze pagina is proefgelezen

hadden gewild, zich plotseling herinnerden, dat zij zijn zoon Frederik, die met hen was gebleven, nog niet hadden verwelkomd.

»Die ontvangst zal den Vlamingen eene teleurstelling zijn,” sprak de Hertog van Feria tot den biechtvader des Konings.

»Wie weet!” antwoordde deze met een licht schouderophalen.



Toen Don Filips, gevolgd van de beide Toledo's, het vertrek der Koningin binnentrad, was deze alleen met de Camarera-Major en slechts ééne Hofdame; haar gewone stoet scheen met eenig opzet voor ditmaal van haar verwijderd te zijn, die zweem van innigheid aan een hof, waar de vormen der etiquette met zulk eene kleingeestige vasthoudendheid werden nageleefd, bevreemdde Alba meer, dan zij hem verblijdde. Niets gaf hem recht te denken, dat de genegenheid der Koningin hem die weinig ceremoniëele ontvangst had voorbereid; hij wist, dat zij tegen hem vooringenomen was.

Toen Anna Maria van Oostenrijk als eene fiere bruid uit haars vaders Staten naar haar vorstelijken bruidegom werd heengeleid, had zij de provinciën van Alba's landvoogdij moeten doortrekken. Hij zelf was haar te gemoet komen aan het hoofd van Vlaanderens eerste Edelen, en haar tocht door de Nederlanden was eene aaneenschakeling geweest van prachtige feesten en eerbewijzingen, en niets van wat de vrouwelijke ijdelheid kon vleien en den vorstelijken hoogmoed streelen, was door hem gespaard geworden, om zich aangenaam te maken bij de nieuwe meesteres. Ook had er aanvankelijk tusschen hen de beste verstandhouding geheerscht; zij had de hulde aangenomen met den glimlach van het hoogste welgevallen; maar met hoe vroolijk een geleide de Hertog haar ook zijns meesters staten doorvoeren mocht, hij had niet kunnen beletten, dat er somtijds klachten tot haar waren doorgedrongen; dat zij, midden door het volksgejuich heen, niet somtijds het volkslijden had opgemerkt. Bij de tooneeldecoratie van vreugde en gejuich, waarmee hij haar omheinde, was somtijds een scherm weggevallen, dat een schavot verborg, en zij had wel eens eene fakkel zien zwaaien, die aan eene houtmijt was opgestoken, en een aangeboden bloemruiker was wel eens door een traan bevochtigd geweest. Zij had het