Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/164

Deze pagina is proefgelezen

Ricardo nam het wapen met eene buiging; hij wist, dat eene verontschuldiging zijn meester verbitterde.

Toen hij ging, wenkte Alba hem tot zich: »Waart gij lang hier?” vroeg hij zachter.

»Zoo omtrent een half uur, Excellentie!”

»En hebt gij verstaan wat ik in mij zelven zeide?”

»Uwe Excellentie heeft niet gesproken.”

»Meent men hier, dat ik mijne vrijheid betreur?”

»Men kan het gissen; men ziet het niet, mijn edele Heer!” antwoordde de trouwe man, met een sprekend gevoel op hem ziende.

»Het is genoeg, ga!”

Niet lang zou de Hertog meer alleen zijn; de kamerdienaar keerde na eenige minuten terug, met triomf en blijdschap op het gelaat, den Hertog, uit naam van den burgvoogd, het bezoek aankondigende van Don Emanuel Enriquez vanwege den Koning.

»Eerst nu!” sprak Alba; doch schielijk liet hij er op volgen: »ik wacht den man, die van mijn Vorst gezonden is!”

Met eene deftig kalme houding ontving de Hertog den jongen hoveling, die hem eerbiedig groette, en zich staande hield, hoewel de Hertog bleef zitten.

Welke vurige begeerte ook in Alba mocht gloeien, om te weten wat Enriquez komst hem bracht, hij ontveinsde die begeerte door eene mededeeling eer af te leiden dan uit te lokken, met te zeggen: »Gij bezoekt een kluizenaar, Senor! Nieuws uit de hoofdstad is in lang niet tot mij gekomen: wat zegt men te Madrid?”

»Men verwondert zich, dat een man, dien men reeds zoo groot kende in tegenspoed, het geheim heeft gevonden van nog grooter te zijn in het ongeluk. Spanje vergelijkt u bij den palmboom, Monsenor! wiens kruin zich te meer verheft, naarmate de stormen hem teisteren,” antwoordde Emanuel, minder uit vleizucht dan met oprechtheid; want het aanschouwen van den Hertog, die daar nederzat, in dezen kerker, met dezelfde rustige hoogheid, als ware hij nog eerste staatsman in het kabinet des Konings, bezielde hem met een eerbied, dien het hem goed deed te kunnen uitspreken.

»Ik zie wel, ik had het eerst naar uw last moeten vragen, Don Emanuel!” hernam Alba, met een glimlach; maar er was toch iets in den toon zijner stem, dat een fijner menschenkenner of