Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/179

Deze pagina is proefgelezen

kostelijk geaccoustreerd, en op hoogtijden halen ze pleeggewaden uit hun schrijn, daar de beste onder ons zich mee genoegen zou.”

»De luiden, die ik er gekend heb, keerden zich niet zooveel aan de kleedij....”

»Simple luiden alsdan! doch wat wilt gij ons van de Italianen blauw blommekens wijsmaken? wij hebben hier immers tot Brugge Italiaanschen van alle steden en provinciën dier schoone landstreek. Venetianen, kooplieden van Lucca, Florentijners, Genueezen, Portugeezen, Arragoneezen.”

»Die laatsten hooren niet tot dat land,” viel Jehan hem scherp en droog in de rede.

»Dat doet er niet toe; ik meen, dat gij, op grond van met Italianen verkeerd te hebben, niet noodig hadt er zoo pover uit te zien; gebrak het u aan de noodige penningen tot een goed accoutrement, waarom niet gesproken? ik heb me nu eens in het hoofd gezet u voort te helpen; ik zou ze u hebben voorgeschoten op uwe verdiensten van heden, of zelfs met een enkel goed woord had ik u 't al gegeven om niet, voor een “God loontje.””

»Als ik een rok van doen heb, kan ik dien zelf koopen,” hernam Jehan fier en gekrenkt.

»Om te koopen is geld hebben de eerste conditie,” hernam de Bruggenaar, zelf luid lachende om zijne aardigheid, en toen de andere hem strak en verwonderd aanzag, als begreep hij de oorzaak dier vroolijkheid niet, vervolgde hij: — »doch gij hebt gelijk, het werk, dat gij hier voor de poorterie gewrocht hebt, zal ruim beloond worden, en ook de Hertog zal zich niet onbetuigd laten, als hij 't zien zal en goedkeuren; gij hebt geld in 't vooruitzicht....”

»Ik zegge u, ik ben niet arm en ik diende u lieden niet om des loons wille....” riep Jehan, ongeduldig met den voet stampende, »maar om het recht te hebben hier nevens mijn werk te staan, den ganschen stoet te zien.... en.... gezien te worden,” voegde hij er zacht en langzaam bij als voor zich zelven.

»Met dien verstande.... dat ge u schuil zult houden achter de leeuwen, als de hertogelijke trein hier voorbijtrekt...?”

»Certeijn, neen! dat's de intentie niet, en ook niet de overeenkomst,” sprak Jehan, nog kalm, maar met die zekere kalmte, die van de onverzettelijkste vasthoudendheid op het betwiste punt getuigde.