Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/185

Deze pagina is proefgelezen

»Zoo is het; maar de Hertog, die al zijne dienaren in kostbare stoffe kleedt, en wien nimmer de geringste dorper nadert, dan in 't Zondagspak, zal zich geen bekwaam konstenaar kunnen denken onder de plunje van een schooier.”

»Gij hebt mij zelfvertrouwen gepredikt; ik bemerk, dat het gegrond zal moeten zijn, niet op 't geen binnen in mij is, maar op 't geen mij om 't lijf hangt; als het er zoo mee gelegen is, zegge ik Brugge en Vlaanderen vaarwel. Wij passen elkander niet.”

»'t Geen gij hier zijt komen zoeken is niet van de dingen, die men dus lichtelijk opgeeft, vriendlief!”

»Gij weet niet, hoe waar gij spreekt,” hernam Jehan met een diepen zucht en de oogen ten Hemel heffende; »moge God de Heer mij vergeven!”

»Nu dan! Zoudt ge u afkeeren om zoo gering bezwaar? Zijt gij in nood van penningen misschien en te fier anderen te vragen? Tusschen ons komt die aarzeling toch niet te pas!”

»Als ik geld noodig heb, zal ik het u vragen,” hernam de andere koel; »doch wat dwaasheid dringt ge mij op? Ik zie niet in, waarom ik dien Duitschen rok, waarmee ik de gansche reis door Italië gemaakt heb, en die mij nog heel goed dienen kan, hier te Brugge zou moeten afleggen!”

»Alleen een kind of een asceet mag zulke vragen doen, mijn zeer waarde Jehannot; gij zijt geen van beiden; gij zijt een volrijp jonkman, rijk in gaven en kennis, een kloek kunstenaar, die zeer wel weet dat alle dingen hun eisch moeten hebben; die op zijne tafereelen in den tijd, dat ik ze hem zag vervaardigen, zeer konstig en haarfijn alle different van kleeding wist weer te geven, en zich bijgevolg wel wachten zou, zijne personaadjen in de zalen der Prinsen uit te beelden met armelijke en versleten gewaden, tenzij het Joden oft' bedelaars moesten voorstellen...”

Jehan knikte en glimlachte even.

Hij weet dus dat het de manier is, vorsten ook op zulke wijze eere te doen — zonderling diegenen, daaraf men gonste wacht. De vraag is nu maar, of hij zich voor zijn persoon daarnaar schikken wil, ja of neen?

»Nu ja dan! Ik zal, ik wil!” riep Jehan met zeker ongeduld, »maar dan ook zult gij spoed maken met mijne inleiding op 't Hof!”

»Ik kan daarop alleen zeggen, dat ik de eerste de beste gelegenheid zal waarnemen, om van u te spreken.”