Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/186

Deze pagina is proefgelezen

»Als gij die gelegenheid niet weet daar te stellen, kan ik lang wachten......; mij loopt altijd alles tegen.”

»Mij dunkt toch niet alles, of acht gij het ook tegenspoed, dat mijn weg nu juist naar de oude Halle leidde; dat ik u opmerkte, u herkende, terwijl gij bezig waart u zelven in zwarigheden te brengen, waaraf de nasleep kwalijk te berekenen ware? En nu, hier neme ik afscheid; uw weg is links af, de mijne recht uit naar 't Hof. Volg mijn raad en houd geduld.” En de levendige Coquinet, die hem al sprekende een eind wegs had voortgeleid, liet hem nu los, na hem de hand te hebben gedrukt, en was binnen eenige seconden in den volksstroom verdwenen.

Jehan vervolgde langzaam zijn weg, die al stiller en eenzamer werd, naarmate hij den afgelegen hoek van de stad naderde, waar hij zijn verblijf had gekozen, en eenzamer werd het ook in zijn gemoed, maar niet stiller, noch meer verhelderd. Integendeel; het scheen wel, dat het dáár meer en meer duister en stormachtig werd, naarmate de bemoedigende stem der vriendschap ophield te klinken; en toen hare tonen niet meer door zijn gehoor verstaan werden, veranderden ze zelfs voor zijne verbeelding van beteekenis, werden ze misverstaan, werden het wanklanken. Dit was nu eenmaal de zielekwaal, waarmee de ongelukkige te worstelen had. Vermetel vertrouwen op het onbekende, treurig wantrouwen op hetgeen hij kende en voor zich zag; een beneveld oog voor het goede, een gescherpte blik voor 't mogelijk kwaad. Een onuitputtelijk vermogen tot zelfkwelling, bij treurige onmacht om over den druk heen te zien en zich op te heffen. Zoo haast hij zich had afgewend van zijn eerst gekozen plan, scheen hem dat het beste en meest uitvoerlijke. Zoo haast hij zich terugzag in het somber, onaanzienlijk huis, dat hem ten herberg strekte, en dat, uit oorzaak van de feestdrukten, door meest alle bewoners was verlaten, voelde hij zich door een onuitsprekelijk gevoel van smart en teleurstelling aangegrepen, scheen het hem toe, dat hij zich op eens had laten aftrekken en afscheiden van een doel, dat hij zóó nabij was geweest, — van zijne zekere, van zijne éénige kans op eene gewenschte fortuin. — »Waarom toch zou Karel van Bourgondië, die een grootmoedig harte bezat, en die gewoon was naar de ingevingen daarvan te luisteren, hem niet herkend hebben en niet zijn terugkeer in 't goede hebben opgenomen? Hij had hem immers trouwe bewezen in een tijd van