Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/187

Deze pagina is proefgelezen

mindere grootheid, van ongenade zelfs bij den regeerenden Hertog! Waarom had Coquinet zooveel haast gehad hem te verwijderen en die herkenning te voorkomen? Zeker, de vriendschappelijke gevoelens van Coquinet waren niet te mistrouwen; maar.... hij bedroog zich, of wel hij was hoveling: hij vreesde te veel voor het mishagen van den meester, of wel een nieuwe gunsteling was altijd hachelijk voor de anderen....; de menschen zijn zoo eergierig, zoo zelfzuchtig. In kleine mate een vriend iets toedeelen van des Hertogs gunst, dat kon men wagen; maar dezen zelven in de mogelijkheid stellen, op eens met ruime, volle hand die kostelijke gave uit te storten op een ander, wellicht tot eigene schade, dat diende voorkomen; hij kende immers de menschen; hij wist, hoe het hem in den vreemde vergaan was; hoe nijd en ijverzucht, wangunst en valsche vriendschap of zwakheid van vrienden, bij list en boosheid van vijanden en benijders, hem vaak iederen weg tot fortuin en eere hadden afgesloten, of doen struikelen bij de eerste schrede op dat pad. Hoe men zijn talent had miskend, zijn persoon had belasterd, hem afgeschrikt waar hij aanmoediging noodig had, en aangezet tot stappen, die fouten bleken bij de uitvoering. Op zijn kunsttalent zelf had het drijven en trekken der menschen kwaden invloed geoefend, en hij gevoelde duidelijk, dat hij het daarin verder en hooger had kunnen brengen, ware hem de ruste en de zelfstandigheid gebleven, of zoo hem die waardeering geworden ware, die machtig is den kunstenaar te brengen waar hij zijn moet. Niets van dat alles was hem te beurt gevallen. Toen hij op het punt stond in zijn vaderland naam te maken, ondanks den overheerschenden roem en invloed der oudere Meesters, die iedere afwijking van hunne manier onkunde of wansmaak noemden, was er iets met hem voorgevallen, dat hem uit Vlaanderen wegdreef. Zijn zielsverlangen had hem heengevoerd naar Duitschland: in de eerwaardige school der eerste Duitsche Meesters leerde hij veel, en hij vond er wederkeerig eenige erkenning, maar men zag te veel den Vlaming in zijn werk en bovenal in zijn persoon, om hem volkomen recht te doen. Toen had Italië hem aangetrokken; hij kreeg er een nieuwen blik op zijne kunst, hij vond er waardeering; hij vond er machtige beschermers, en was der fortuin zeer nabij, maar hij wist zich niet te schikken naar de zeden en manieren der Italianen, en waar een ander zich voorzichtig geplooid zou hebben ter wille