Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/190

Deze pagina is proefgelezen

Kostbare tapijtbehangsels en draperieën van blauw en wit fluweel vermomden de ruwe wanden en de kolossale binten; de bruid — de Hertogin-douairière — met de jeugdige Maria van Bourgondië, benevens de Legaat en de voornaamste Kerkvorsten, die er tegenwoordig waren, zaten aan tafel onder een gehemelte van goudlaken, dat zich uitstrekte ter andere zijde tot den bruidegom en diens gezelschap van vorstelijke heeren. De Ridders van de orde van 't Gulden Vlies en de andere hooge edelen en ridders met hunne vrouwen en jonkvrouwen hadden elk hunne plaats aan andere tafels rondom in dezelfde zaal, waarop de uitnemendste en zeldzaamste spijzen voorgediend werden in vergulde en zilveren schepen van allerlei vorm en grootte, die volkomenlijk gereed en getuigd waren. — Wonderlijke vloot, die hare schatten ten beste gaf voor alle aanzittenden. Eene der pasteien had tot deksel een vergulden toren, waaruit allerlei soorten van levende en welzingende vogels opvlogen. Het buffet, in 't midden van de zaal staande, was driekant, negen trappen hoog en zoo overvloedig gestoffeerd met de allerkostbaarste vasseelen van fijn goud en zilver, dat men de waarde er van gelijkstelde met die eener rijke provincie. Behalve al het kostbare tafelzilver, door zijn vader Philips nagelaten, had Karel voor deze bruiloft twee duizend mark nieuw zilver doen maken; ook werden, als bij uitzondering, op dit feest alle gasten, zelfs de geringere in de kleine bijzalen, uit zilver bediend! Bij wijze van tusschenspel of entremets, zag men, onder andere vreemdigheden, ook eene St. Margrieta, leidende bij een gouden keten een eenhoorn van tafel tot tafel met een gouden luipaard op zijn rug, die den standaard van Engeland voerde. De standaard van Bourgondië werd op dezelfde wijze gevoerd door een serafijn, zittende op een zwarten leeuw, die zoo natuurlijk nagebootst was, dat sommigen daarvan »verschrikten en ijsden,” volgens mijn Chroniqueur, die er bijvoegt: »zoo zij insgelijks ook deden van de pauwen, die der in groote abundantie tallen cante niet dan griecks vier en spogen.” Maar de schrik werd intusschen verzoet door een zeer aardig »serafijnkijn,” zittende op een drommedaris met een hangende paende (mand) aan elke zijde, waaruit alle edelvrouwen en jonkvrouwen, met de ruimste onbekrompenheid, werden beschonken met allerlei soort van suikerwerk, bonbons, reukwerk, duiven, patrijzen en allerlei kleine diertjes en gevogelte, »wesende alle gelijck zoo konstiglijk en abelijk versierd met de gekwartiljeerde