Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/195

Deze pagina is proefgelezen

gunsten en liefde en rijkdommen; zij hadden allen hun rang gekregen aan het Hof, of in het leger, of in de Kerk; en het was in 't eind voor den wettigen zoon geene verblijdende bijgedachte, dat daar zoovelen den vadernaam en de vaderlijke gunsten met hem hadden gedeeld, die daarop geene wettige aanspraak hadden; maar Philips van Bourgondië had nu eenmaal hunne positie aan het Hof vastgesteld; zij hielden er den rang, dien later Lodewijk XIV aan zijne natuurlijke kinderen gaf tusschen den hoogen adel en de Prinsen van den bloede, en Karel de Stoute, hoe willekeurig en egoïstisch ook, had niets in den toestand veranderd; hij had den wil zijns vaders geëerbiedigd. Vrouwe Isabella, zijne moeder, was hem hierin voorgegaan; hetgeen niet verhinderde, dat Karel, die met krachtigen wil en reinen zin de hand sloeg aan de hervorming van het diep verbasterd Hof, liefst de herkomst zijner natuurlijke broeders en zusters vergat; en dat er oogenblikken konden zijn, waarin de herinnering daaraan hem tegen was. Die tegenzin bleek vooral uit zijn streven om de laatsten in hoogen geestelijken rang, of in het huwelijk, van naam te doen verwisselen; hetgeen hem nu reeds was gelukt van allen, op Jehanne na, de jongste, die nog kort vóór den dood des ouden Hertogs was erkend en aan 't Hof gevoerd, waar zij werd opgenomen onder de staatsjuffers der Hertogin-moeder. Maar zoo de Hertog noch de Hertogin haar liefhadden om hare afkomst, zij had toch genade gevonden in beider oog, om haar persoonswille; en al gaf Karel haar niet den zustertitel, er was broederlijke liefde voor haar in zijn hart; en hij was er niet op bedacht haar van zijn Hof te verwijderen, maar veeleer haar dáár een schitterend lot te verzekeren door een luisterrijk huwelijk. Dat laatste was de bron van Jehanne's smart en ongeluk; de bron ook voor haar van zeer pijnlijke oogenblikken met den Hertog en met anderen, die niet minder dan deze zich heerschappij over haar aanmatigden.

Zoo was Karel het geweest, en niet Philips, die haar den rang en de rechten van Vidamesse had geschonken, daar hij het geestelijk leen, door den Bisschop van Gent aan hem verlijd, overbracht op haar hoofd; maar dit was zijn eigenmachtig, vrijwillig geschenk, en het belette niet, dat de toespeling op hare nauwe betrekking tot zijn vader hem krenkte in een oogenblik van kwade luim; hoe weinig zij zulke krenking ook mocht hebben bedoeld,