Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/196

Deze pagina is proefgelezen

hij scheen willens haar daarvoor te straffen, of wel omdat hem eene meer geldige reden van ontevredenheid tegen haar te binnen schoot; althans, nadat hij een paar personen had toegesproken, keerde hij opnieuw tot haar terug, om te zeggen:

»Is het veellicht geweest uit disperacie over uw verlies, dat gij den Jonker Philippe op heden weer zoo onheusch hebt bejegend?”

Zij boog het hoofd en zweeg eenige minuten, maar hernam toen met zachtheid: — »Mijne gezegende Patronesse behoede mij mijn Heer en Hertog te mishagen..., doch ik moet zeggen, dat het niet was uit smarte over mijn verlies, maar uit ernstig opzet, dat ik Philippe Monsieur mijne hand weigerde om aan tafel te gaan.”

»Jehanne! Jehanne!” riep de Hertog waarschuwend. »Mijnheer de Groote Bastaard is grootelijks misnoegd over u; en Mijnheere van Ravesteijn heeft zich zeer over u beklaagd. Zoo gij vreest mij te mishagen, zorg dan hierna, dat zij betere voldoening van u verkrijgen....”

»Monseigneur! uit barmhartigheid! aanhoor mij, eer ge mij oordeelt; want gij weet niet, hoe bitterlijk die beiden mij vervolgen om deze zake....!”

»Welnu, spreek! ik luister.”

»Maar niet hier!” zei ze, schroomachtig heenziende naar Messire Antonie, die werkelijk een vasten, bespiedenden blik op haar liet rusten, terwijl de Hertog haar toesprak.

Karel nam wat driftig hare hand en geleidde haar naar een der dichtbij gelegene kabinetten, celsgewijze rondom de zaal gebouwd.

»Mijn genadige Heere!” riep zij hartstochtelijk, »deze ure zal voor mij éénig, en gunstig zijn, zoo God mij hulpe verleent, en uw harte zich tot barmhartigheid beweegt over mij; want ik lijde zeer veel, en hunne eerzucht laat mij respijt noch soelaas.... gebruik uw recht over mij te mijner bescherming.... laat mij niet dwingen tot dit hijlik!”

»Gij zijt eene zottin, dat gij tegenstreeft, waar gij gracelijk aannemen moest.... daar is niet ééne edelvrouw aan mijn Hof, in gansch Vlaanderen, die weigeren zou schoondochter te worden van Mijnheere Adolf van Cleef. Zijn zoon en erfgenaam treedt eenmaal in al zijne rechten. U, zonderling U is het noodig zulken