Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/22

Deze pagina is proefgelezen

dinaal Granvelle heeft mee voor dien storm moeten wijken, Ge! Koning zelf heeft moeten zwichten…”

»’t Zijn bekende zaken man!” viel de marskramers in. »Ze zijn werkelijk afgetrokken die Spaansche rabauwen en wij gaven ze het heilig kruis na, maar wat heeft het gebaat, dat’s nog geen volle zeven jaar geleden en daar hebben wij ze weerom, dat uitschot van volk.”

»Uitschot zal het niet zijn,” viel de veteraan in met jeugdig vuur, »een veldheer als Alba zal wel zorgen dat hij keurbenden meebrengt, en dat is juist wat mijn verlangen prikkelt, om ze met mijne eigen oogen te aanschouwen!”

»Keurbenden of niet, ik zag ze liever wegtrekken, en wat gauwer dan de vorigen. Ons land is het koninkrijk Spanje niet, en de Koning is hier maar Hertog en hij heeft geen recht om ons zijn Spanjolen te zenden om ons te onderdrukken; wij zijn vrije lieden, of verstaat gij het anders?”

»Ik! ik ben een zoon der Ardennen, en zou als ’t wilde zwijn kunnen aanrennen op wie mij dacht te vangen. Neen! als we ’t zóó bezien, dan zou ik zelf nog wel een handje willen helpen om de Spanjolen weg te jagen als ’t met de slinke alleen nog maar gaan kon! ”

»Ik zie, wij zijn ’t eens,” riep de marskramer opgewekt, die gewillige linkerhand met warmte in de zijne drukkend, »maar toch kameraad, ik vrees dat het lang zal duren eer ge tot zulken dienst geroepen wordt. Het leger van den Hertog is er niet op ingericht om welhaast op te trekken… Alba blijft hier totdat” — hij zweeg plotseling, men hoorde hoefgetrappel vlak achter de sprekenden, zij waren ingehaald door twee edellieden te paard, gevolgd door een stoet pages en piqueurs, de laatsten wisselpaarden aan de hand voortleidend. Een hunner richtte tot den marskramer de gewone vraag, of men op den goeden weg was naar het kamp van Diedenhoven? Een kort toestemmend antwoord werd op knorrigen toon gegeven. — »Ook al weer Luikenaars of Limburgers die het Trojaansche paard komen inhalen,” fluisterde hij met ergernis den veteraan in; »ga gij met dien troep mee als gij bij uw opzet blijft, dan komt gij licht en veilig mee door. Ik ga mijns weegs,” en hij voegde de daad bij het woord, terwijl de oud-strijder zijn raad volgde, en zoo goed hij kon in het spoor van de ruiters voortschreed. Wij ook wil-