Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/224

Deze pagina is proefgelezen

als ik u dus klagen hoor over een staat, daarin ik u gevoerd heb en daarin ik u achtte wel tevreden te zijn, zoo al niet gelukkig.”

»Een traan van smarte om mij!” riep hij getroffen. »Vergiffenis, Jehanne! ik klage niet meer; ik ben gelukkig; ik ben tevreden!”

»Wees alleen kalm!” hernam zij met een weemoedigen glimlach.

»Kan ik het zijn, als ik verdreven worde, waar u gevaar dreigt...?”

»Mij dreigt geen gevaar dan in uwe fantasie; maar u, u dreigen werkelijk onheil en zwarigheid, die ik uit trouwe en genegenheid tracht te voorkomen.”

»Uit trouwe en genegenheid worde ik verbannen! Bittere vrucht van zoo zoete woorden!” hernam hij nog ongetroost.

»Bij de gebenedijde Moedermaagd, Jehan, 't is de éénige, dien ik in dezen recht heb u te schenken... en gij, zoo gij wijs en goed wildet zijn, moest ook geene andere wenschen....”

»Niet eens wenschen, Jehanne?” herhaalde hij, »verg van mij niet boven het menschelijke, maar,” hernam hij snel, de oogen neerslaande voor haar vromen afkeurenden blik, »maar ik wil mijne wenschen smoren, en zwijgen. Ziedaar het hoogste, waartoe ik het weet te brengen — is het genoeg?”

»Voor den aanvang, ja!” hernam zij; »toch had ik hope u meer gevorderd te vinden.... wij zijn door 's Hemels hand samengevoegd, om elkander groot en sterk te maken.... toon gij u dat allereerst, en beloof me dat ge rustig naar Heurne zult gaan... Denk aan de schoone occasie, die gij er vinden zult tot vrije en ruime oefening uwer konste....”

»Ik wil op niets denken dan op uw begeeren, Jehanne, en toch gaan.”

»En getroost wezen, niet waar?” sprak zij bemoedigend. »Weet gij wel, dat gij er spoedig bezoek zult krijgen....? Me Vrouwe van Harley, uwe oude vriendin Celia Kickins, heeft zich voorgesteld er eenige weken door te brengen, en ik zelve, zoo de Hertog het mij toestaat, zal er mijne moeder komen zien, als de nieuwe veldtocht geopend is en het Hof naar Brussel of naar Hesdin zal afreizen....”

»O! gij zijt een engel van goedheid en voorzorg met uwe schikkingen, Jehanne mijne!” riep hij in blijde verrassing.

»Ja, de uwe,” hernam zij met vastheid. »Gij moogt het weten, Jehan, ik heb geleefd en ik zal leven voor niets anders dan voor