Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/229

Deze pagina is proefgelezen

om uwe schilderij te bezien....” sprak Jehanne, met oogmerk om Jehan zijdelings tot waardeering van die belangstelling te vermanen; maar de schilder, in dit oogenblik slechts half bij zijne kunst en nog vol van strijdlustige opgewondenheid, wees als werktuigelijk, en zonder den Hertog met hoffelijkheid te danken, op den ezel, waarop het portret geplaatst was, en zeide alleen:

»Sire Hertog, oordeel zelf!”

Karel, meer liefhebber van schoone kunsten en beschermer van kunstenaren dan echte kunstkenner, plaatste zich voor de schilderij, zeker niet op de wijze, die het meest gunstig was om de eigenaardige schoonheden van het werk te doen uitkomen; en bij de eerste oppervlakkige beschouwing begon hij te lachen en het hoofd te schudden, terwijl hij uitriep:

»Ma-fi! verbeeldt dit mijne dochter, dat bleeke schuchtere poppeken? In trouwe! ik dacht niet, dat mijn cousin zich zoo goed op konst verstond. De Jonkvrouw ziet er uit recht oft' zij schreide.”

Die spottende critiek was, zonder dat Karel het dus bedoelde, eene treffende lofspraak. Maria van Bourgondië was te dier dage zwaarmoedig en somber gestemd, en verviel in smartelijke gepeinzen onder de gedwongen rust van 't poseeren. De schilder had met volkomen juistheid die uitdrukking weergegeven; maar Karel kende zijne dochter het best uit die oogenblikken, waarin zij zich verpijnde tot vroolijkheid, om hem te behagen.

Jehan verbleekte bij zijne schamperheid, en scheen zich te verbijten om niets te antwoorden.

»Mijne dochter ziet er beter uit!” ging Karel voort. »Kost ge haar dan niet wat fleuriger afbeelden?”

»Met alle gemak, Monseigneur! zoo ik met mijn penseel had willen liegen en vleien, als uwe hovelingen met hunne tong.”

»Gij weet u aangenaam te maken met het eerste zoomin als met de laatste,” was Karel's antwoord, terwijl hij hem den rug toewendde.

Jehanne sidderde; de ongelukkige stugheid en prikkelbaarheid van Jehan bedierf eene zaak, die zonder dat nog niet hopeloos stond. De Hertog had zich naar Philippe gekeerd, die in zichtbare onrust bezig was zijn gewonden vinger met een doek te omwikkelen:

»Wel, wel, mijn Jonker! dat was u niet voorspeld, dat gij in de