Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/235

Deze pagina is proefgelezen

»Hm! de gelegenheid daartoe zal mogelijk nog wel te vinden zijn,” sprak Coquinet, die een gezicht trok, of de uitkomst hem maar half bevredigde. De Hertog zag naar hem om.

»Waarom hebt gij zoo straks niet gehoorzaamd?”

»Wat zal ik u zeggen, groote Vorst? Als Jupiter dondert, raakt het brein van ons arme stervelingen door schrik in verwarring.... Ik verbeeldde mij dat ik in een boom was veranderd en voelde mij aan den grond vastgeworteld.... daarbij.... had ik nog eene bezwijmde Joffer te steunen....”

»Zoo hoop ik, dat gij minder belemmerd zult zijn om een ander bevel te volbrengen,” hernam Karel lachend. »Geleid den Jonker van Ravesteijn naar Mijnheer zijn vader, en deel dezen van onzentwege mede, welke prouesses hij hier heeft verricht!”

»Doorluchtige Heer!” riep Philippe in verbittering. »De Vidamesse de Heurne is oorzaak van alles.... zonder haar zou ik niet hier zijn gekomen....”

»Jonker! Jonker! hoe kunt gij dàt zeggen?” riep Jehanne met ergernis. »Ik had u juist als ridderdienst opgelegd naar Damme te rijden.... waarom zijt gij daar niet heengegaan?”

Philippe wilde iets antwoorden. — »Zwijg!” gebood Karel, »en kom mij in lang niet weer onder de oogen.” — De Jonker van Ravesteijn ging, na een blik vol gloeienden haat geworpen te hebben op Jehanne, dien de Hertog had opgemerkt; want hij zeide:

»Nu, Jonkvrouwe, zijt ge vrij, maar ter prooi aan den kwaden wil en de vervolging der Ravesteijn's; waarom hebt gij u geen gemaal gekozen, zooals ik u veroorloofd had?”

»Monseigneur, dezen hier heb ik gekozen!” riep zij, Jehan bij de hand vattende; »en met uw welnemen zal geen andere dan deze mijn gemaal zijn!”

»Vidamesse de Heurne! zóó was het niet bedoeld. Toen ik u de vrije keuze liet uit de jongelieden van mijn Hof, heb ik niet kunnen denken dan op een ridder en edelman.”

»Het behoeft uwe Doorluchtigheid immers niets te kosten dan den wil, om van Jehan Memling, die een abel konstschilder is en ook een vroom, dapper man, die den adeldom in 't harte draagt, een ridder en edelman te maken?” sprak zij vleiend.

»Neen, Jehanne! bij 't kruis van St. Andries, dus versta ik het niet. Ware hij man van wapenen, dan zou 't wat anders zijn;