Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/237

Deze pagina is proefgelezen

niet anders kunt; maar ik vreeze, Sire Hertog, hoe dankbaar ik ook blijve voor uwe beslissing, dat gij om een kloeken krijger meer eene schoone en roemrijke konstenaarstoekomst gaat verwoesten.”

»Kom, kom, Jehanne! jammer en weeklaag nu maar niet om deze uitkomst. Ik heb uw gunsteling den snelsten en zekersten weg tot den roem geopend, die er zijn kan — dezelfde, waar langs mijn Heer vader en ik van de machtigste Vorsten der Christenheid zijn geworden en waardoor ik, God en de Heiligen mij helpende, mijne Staten nog eens tot een groot en welvereend Koninkrijk meen op te voeren en uit te strekken verder en verder, tot schrik en schade mijner vijanden!”

Karel de Stoute had werkelijk voor zich zelven zulke uitgestrekte, eerzuchtige plannen, dat hij geen oog kon hebben voor den stillen, bescheidenen, minder geruchtmakenden kunstroem, die hem te gering scheen; hij meende een goed werk aan zijn vroegeren gunstgenoot te hebben verricht, en voor diens roem en grootheid de baan te hebben geopend; en toch... zeker heeft hij een goed krijger meer gehad bij zijne opeenvolgende oorlogen, maar hij had Jehan Memling ontrukt aan de kunst. Voor altoos? Gelukkig neen, zijne voortbrengselen hebben alles overleefd, wat de machtige arm van Karel den Stouten had veroverd en samengesnoerd. Zijn roem is door de nakomelingen tot op onzen tijd verzekerd en vermeerderd. — De roem en grootheid van den roekeloozen Hertog werden door de nakomelingschap op andere schaal gewogen dan die zijner eeuw, en te licht bevonden. De macht van 't penseel bleek eene meerdere dan die van het zwaard, om den tijd te trotseeren. — Maar toch voor jarenlang was de kunstenaar voor zijne kunst verloren. Meegesleept naar al de overijlde en vermetele krijgstochten van den onversaagden, maar even rusteloozen als stoutmoedigen Vorst — meegesleept ten laatste in diens vreeselijken roemloozen val, werd er van Jehan Memling aan het Hof te Brugge niets meer gehoord na den dood van den Hertog. Was hij onder de menigte krijgsgevangenen weggevoerd? Was hij op andere wijze ontkomen, en doolde hij als balling om? Niemand wist het. Coquinet zelf was niet weergekeerd, om tijding van zijn vriend mee te deelen. De Vidamesse de Heurne, die wel geen pogingen zal gespaard hebben om het te weten te komen, gaf de hoop verloren hem op aarde