Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/240

Deze pagina is proefgelezen

achtte, was geknot en verpletterd op de bloedige slagvelden van Granson, Morat en Jarville. Trouwelooze bondgenooten en leenmannen hadden den hertog verlaten toen zijne fortuin hem verliet; gunstelingen en schijnvrienden hadden hem verraden en overgeleverd; zijne eigene soldaten waren in vertwijfeling tegen hem opgestaan, en dat deel er van, dat in al de wanorde en verwildering van het sauve-qui-peut naar Vlaanderen was heengevlucht, kon niet meer voor een leger gelden. De jonge hertogin was zoo goed als ter prooie aan de heerschzucht van die enkele rijksgrooten die haar nog waren bijgebleven, en die niet de macht hadden haar te beschermen tegen de rebellie van hare vazallen: machtige poorters en overheden der gilden, die nu driest en overmoedig het hoofd opstaken en de handen ineenlegden om voorrechten en vrijheden te verkrijgen, die Filips en Karel nimmer hadden geschonken; alle vreedzamen en getrouwen sidderden voor geweld en verwarring, doch wisten zich weerloos in de hand van den sterkste. De openlijke en geheime vijanden van Vlaanderens grootheid en Brabands welstand, Lodewijk van Frankrijk, Reinier van Lotharingen en zijne bondgenooten de Zwitsers, zagen scherp toe naar de uitbarsting van een burgerkrijg, dien zij niet ongebruikt meenden te laten, om eigen macht en gebied te vergrooten, ten koste van het erfdeel eener weeze, of althans om die weeze en hare onderdanen onder het juk eener vreemde afhankelijkheid te brengen; en Hertogin, Rijksgrooten, Magistraten, Poorters en Vazallen, allen wachtten in verschillende gemoedsstemming, maar in gelijke onrustige spanning, terwijl de vijand vast van zijne voordeelen gebruik maakte en naar de Bourgondische grenzen opdrong, terwijl Lodewijk XI, Karels oude tegenstander, list en omkooping gebruikte om de binnenlandsche tweedracht aan te wakkeren en te ontvonken. Een bang en droevig tijdstip was aangevangen, dat niet zou voorbijgaan zonder verwarring en bloedstorting.

De onrustige en vrijzinnige Bruggenaars, die met meer spijt dan lijdzaamheid het juk van Filips en Karel hadden gedragen, waren van de eersten in beweging gekomen om op de jonge Landsvrouw te herwinnen alles, wat zij bij ieder hunner opstanden onder haar vader en grootvader ingeboet hadden.

Ook heerschte er eene sterke spanning in de prachtige en woelige stad Brugge, toen nog met alle recht het Vlaamsch Venetië genoemd, ook daarin Venetië gelijk, dat zij wel gaarne haar