Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/243

Deze pagina is proefgelezen

neesmiddelen toebereiden in hare eigene apotheek, waarover zij zelve het opzicht houden, en waar, zoowel als in de ziekenzaal, de bewonderenswaardigste orde en reinheid heerschen. In de middeleeuwen behoefde noch verkreeg men verdere geneeskundige hulp van buiten; doch de inrichting is niet zoo strak behoudend, dat zij in onzen tijd niet zoude gebruik maken van de voorlichting der wetenschap: de professoren van de geneeskundige school bezoeken er nu de zieken en brengen hun de hulp der kunst. De kapel, die bij het hospitaal behoort, bevat kostbare kunstschatten. Het gebouw was in overoude tijden een arsenaal; de ziekenzaal, waarvan de luchtigheid en doelmatige inrichting geheel negentiende-eeuwsch is, draagt nog in hare zware kolommen en dikke zolderingbalken de heugenis van zulk gebruik, terwijl de hooge, in eeuwen trotseerende muren uitgehouwen, boogvensters zeker van lateren tijd zijn. Zij geven een zacht vroolijk licht, niet te helder voor de lijdenden, en toch helder genoeg voor haar die ze moeten oppassen en gadeslaan. Het is er koel bij drukkende zomerhitte, het zal er niet kil noch guur zijn bij winterkoude tusschen die beschuttende wanden, bovenal bij die beschermende en oplettende zorg die hier aan de lijders wordt te koste gelegd. Men moet deze ware zusters der barmhartigheid zien te midden van haar liefdewerk om het in te stemmen; men kan het haar aanzien dat het haar geen last is maar een lust; zij hebben in haar voorkomen niets sombers noch wangunstigs, maar eene stille blijmoedigheid, die getuigt van innerlijken vrede; men gevoelt het in haar bijzijn, zij hebben afgedaan met de wereld — waarvan zij niets meer wenschen voor zich zelve — maar die zij niet noodig hebben in duistere cellen te ontvlieden, die zij rustig en vast durven binnentreden als het zijn moet; het zijn geen dwepende, sidderende nonnekens, die zich schuchter in hare sluiers hullen, maar vrome, goedhartige matronen, die ieder te woord staan, hetzij mannen of vrouwen, die haar troost, hare hulp of hare voorlichting behoeven, en zij hebben die zekere beschaving in spraak en manieren, die veeltijds ontbreekt aan dezulken, die bij ons zich aan zulke taak wijden als beroep, en die toch voor de zieken zelve, die altijd fijner voelen en licht door iets gehinderd worden, hare groote waarde heeft, Men ziet het, de zusters van ’t hospitaal St. Jan hebben mijne sympathie gewonnen; en waarom zou men ’t niet zeggen en erkennen, of waarom mag men