Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/244

Deze pagina is proefgelezen

het goede niet opmerken en niet prijzen dat men vindt aan de zijde van Rome? Zoo ’t van Rome uitgaat, het is toch ingegeven door Hem, die bekwaam maakt tot alle goeds, en voorwaar, wie geene oogen heeft om het goede bij anderen op te merken of wie ze er willens voor sluit, heeft ook het recht verloren om het kwade te gispen.

Dan, het is in dezen voor ons niet de vraag van het heden, wij moeten terug naar de 15de eeuw, naar dat tijdstip vol verwarring en onrust, waarvan wij boven hebben gesproken, en naar dat woelig en onrustig Brugge, dat reeds verbond had gemaakt met die Gentsche oproermakers, die twee der voornaamste staatsdienaren hunner landvorstin, ondanks hare ootmoedige smeekingen, zouden doen onthoofden op een schavot. Gelukkig is het niet met dit drama dat wij te doen hebben; gelukkig hebben wij er niets te zoeken dan die schuilplaats der kranken en die kweekplaats dier stille deugden, waarvan wij u de voorstelling hebben gegeven.

»’t Is zulk een duistere, gure Maartsche dag geweest en de avond vooral heeft, in afwisseling van stormvlagen en hagelbuien, zoozeer haar nukkigen en wrevelen aard getoond, dat de straten als gevaagd zijn van menschen en de woeligste poorters en gildebroeders zich voor heden wel binnen hunne woningen en gildehuizen zullen houden, en niet, zooals ze gewoonte hebben, gewapend zullen samenscholen op de markt, om van daar af hunne aanvallen te richten tegen ’t wettig gezag; want niemand die een dak heeft om onder te schuilen, zal zich vrijwillig aan zulke rukwinden, hagelslag en kille sneeuwbuien prijsgeven."

Dit was ten minste het gevoelen van den broeder portier toen hij, na even het hoofd buiten gestoken te hebben, de zware gothieke hoofdpoort sloot, in ’t gewelfd portaal terugtrad, en tot een der andere broeders zeide, die zich naar den refter wendde:

»St. Benedictus zorgt er voor dat die van Brugge zijn vieravond niet zullen ontwijden door straatrumoer!"

»Zoo moeten we zegenen wat ons dus huiverig maakt," antwoordde deze droogjes en ging verder in eigen gepeinzen verdiept.

In den refter of reventer (de eetzaal) zijn nu alle broeders bijeen om hun sober avondbrood te nuttigen. Reeds is het gebed uit gesproken, en de broeder wiens beurt het is, staande den maal tijd tot stichting van de anderen, een geestelijk loflied of een epistel