Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/245

Deze pagina is proefgelezen

uit de vulgata voor te lezen, heeft zich reeds naar het pultrum begeven, dat in ’t midden der tafel is gesteld. Daar wordt op eens de diepe stilte gestoord door een luid gerucht aan de voor poort; de zware deurklopper blijkt met een driftigen ruk te zijn opgeheven en is dreunend neergevallen, men zou gezegd hebben dat de hand die haar ophief die van een wanhopige of een razende moet geweest zijn. Van zieken en hulpbehoevenden is men het niet gewoon dat ze op dit uur en op deze wijze toegang komen vragen. Het moet een vervolgde zijn; is hij alleen, of wel zijn de vervolgers hem op de hielen en gereed met hem de vreedzame schuilplaats binnen te dringen? Kan ’t ook een aanval zijn die de trouwe wachters der zieken zelven geldt? Ongehoord is het niet: men heeft reeds de ervaring dat in dagen van oproer en burgertwist zelfs geene kloosters gespaard worden, waarom zou de euvelmoed en de waanzin ook niet vrijheid vinden om de schendende hand te slaan aan een hospitaal, dat men rijk wist in aardsche goederen… doch terwijl deze onrustige vragen en twijfelingen in den geest oprijzen, brengen ze toch niet tot aarzeling waar het een plicht kon gelden.

De broeder-portier spoedt zich naar zijn post en opent. Een man stort naar binnen; zijn voorkomen is haveloos en verwilderd, maar toch, \’t is een kranke; het ziekelijk bleek, de zichtbare uitputting zijner krachten bewijzen het; zijn flauwende blik zegt wat zijne tong niet meer kan uitspreken: hij heeft hulp, hij heeft schuilplaats, hij heeft spijze noodig. De broeders die toegeschoten zijn, begrijpen zonder woorden, zij verstaan die taal der behoefte en der ellende, en eer hij bewusteloos nederstort aan hunne voeten, is hij reeds liefde rijk opgevangen in hunne armen, en heengevoerd naar de ziekenzaal. Wie is hij? Van waar komt hij? Aan welke ziekte is hij lijdende? Welken last zal hij hun aandoen? Zij vragen er niet naar, zij denken er niet om. Hij lijdt, hij moet geholpen worden, ziedaar alles wat zij noodig hebben te weten; toch, terwijl zij hunne verpleging aanvangen, kunnen zij zich niet onthouden van onderstellingen en gissingen te bouwen op hetgeen zij bij hem waarnemen Zijne kleeding, zoover hij die had behouden, was die eens krijgsmans; op den wapenrok hoewel gescheurd, beslijkt en met bloed bemorst, onderkennen zij het kruis van St. Andries, de kleuren van Bourgondië hij is dus een der krijgers van hun gevallen vorst — misschien wel een der ontvluchte gevangenen;