Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/253

Deze pagina is proefgelezen

ontbreekt. De behandeling is noch kleingeestig noch achteloos. Er is frischheid, er is rijkdom in de kleuren, er is forschheid in de figuren. De costumen zijn in aanzien van den tijd juisten waar. Het landschap en de stadsgezichten van Keulen en Rome, de Rijnoevers, zijn zoo goed weergegeven, dat de reizigers ze ter stond herkennen, en dat in een tijd toen een goudgrond of een conventioneel landschap nog den vastgestelden achtergrond vormde van de meeste schilderstukken. De man, die de reliekkast van St. Ursula heeft geschilderd, moet niet enkel een grootmeester in zijn vak zijn geweest, maar hij was ook een denker, ook een dichter, ook een oorspronkelijk genie, die wel van anderen kon geleerd hebben en overnemen, maar die allereerst en meest van zich zelven raad nam, en alles bezielde en veredelde wat hij aan raakte.

En deze meester had dan niet eens een naam, vraagt men? Och ja! hij had er een, maar het was nog geen beroemde onder zijne tijdgenooten, ondanks het recht dat hij reeds had om vermaard te zijn; maar het was er een die de geschiedenis niet eens zuiver heeft bewaard; althans in onzen tijd, een tijd waarin men zoo veel weet van ’t geen waarin men belang stelt te weten, is men het nog niet recht eens hoe die naam moet gespeld worden. Sommigen noemen hem Hans Hemling, elders schrijft men Johan Hemmelinck of Hembelynk, ook Memmelink of Memling. De Italianen maken er Juan Memmelino van, de Spanjaarden Juan Flamenco, en er is nog niet met zekerheid uitgewezen hoe het eigenlijk zijn moet. Zijn werk houdt eene eenige, eene belangrijke plaats in de geschiedenis der kunst, maar de strenge geschiedenis heeft zijn persoon niet belangrijk genoeg geacht om in hare breede rollen zijn naam en lotgevallen te boeken, Zijne afkomst, de plaats zijner geboorte, alles laat zij in ’t onzekere. De Duitschers eigenen zich hem toe als een landgenoot; zijne kennis van de Rijnstreken, het vele werk dat er van hem gevonden wordt in allerlei kerken en kloosters van Duitschland, en de bijzonderheid dat er een Duitsche tint ligt over zijne figuren meer dan een Vlaamsche, en vooral dat hij zich lang te Keulen en te Constanz moet hebben opgehouden, schijnt er hun aanleiding toe te geven. België echter betwist aan Duitschland die eer en geeft hem Brussel, of Brugge, of de stad Damme, — dat nu niet eens meer een stedeke is — tot geboorteplaats, en hoe weinig zeker