Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/254

Deze pagina is proefgelezen

zij dan ook moge zijn omtrent de plek waar hij het eerste levenslicht zag, hare rechten om hem als landgenoot te groeten, blijken op iedere wijze gegrond. Zijn werk vooral spreekt voor dat recht, want al getuigt het van kennis aan de oude Duitsche meesters al getuigt het van lang verblijf in den vreemde, in Italië of zelfs in Spanje, de stempel van de oude Brugsche school is niet te miskennen in de eerste en oudste proeven van zijne kunst, die er zijn bewaard gebleven. Zijne eerste schreden op de baan der kunst moet hij gedaan hebben, wel niet onder de leiding van Jan van Eyck zelf, maar toch onder die van een zijner oudste, leerlingen, Rogier van der Weijde, Rogier van Brugge toegenaamd. Later behield hij van zijne meesters wat hem goed dacht, en vormde zich eene eigene manier, maar door die school is hij heengegaan in zijne eerste jeugd, en zij heeft voortdurend invloeld geoefend op zijn werk, hetgeen niet te betreuren is, maar hetgeen helpt bewijzen, dat Vlaanderen hem voor het eerst heeft gekoesterd en gekweekt. Gekoesterd! het woord is onjuist gekozen, want uit alles schijnt te blijken, niet het minst uit de verachtloozing der geschiedenis te zijnen opzichte, dat hij geen troetelkind der fortuin is geweest; dat zijne geboorteplaats bij zijn leven hem stiefkind heeft gehouden, en weinig prijs heeft gesteld op hetgeen de nakomelingschap nu met reden wel hoog waardeert. De overlevering en de legende, de mildste (maar zeker niet onvermengde bronnen) die men kan raadplegen als men iets van Memlings persoon wil weten, geven te onderstellen, dat hij lang is miskend geworden en dat hij veel heeft geleden en geworsteld eer de roem en de fortuin hem hunne kransen en gunsten hebben verleend, en dat ze hem niet werden toegeworpen, maar met zweet en arbeid zijn verdiend. Zijne portretten ook, door hem zelf vervaardigd schijnen hem aan te wijzen als een lijder, als een man van een vast wil, van een sterk karakter, maar geenszins van die heldere opgeruimde gemoedsstemming, die de gunstelingen der fortuin kenmerkt en welgevallig maakt. En zoo zijn naam niet reeds in 1472 gevonden werd op de breede, lijst van kunstenaren door Karel den Stouten bezoldigd en geconsidereerd als in zijn dienst, men zou moeten gelooven dat hij later diens vanen was gevolgd als gewoon soldenier, en met het wanhopig besluit om in den krijg dien roem te zoeken, die hem als kunstenaar toekwam en toch niet was geworden.