Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/260

Deze pagina is proefgelezen

meester Hans met een zucht. Zonderling, sinds de Condotièro Campo-Bassa met zijne Italianen, die zoo goed als roovers en moordenaars waren, daarin den meester speelden — doch Onze Lieve Heer Jezus heeft het wel voor ons uitgehouden aan het kruis, tusschen twee moordenaars… wat zoude ik dan klagen?… met een vasten wil gewent men zich aan alles als men moet!"

»Als men moet! lieve broeder; maar mij dunkt toch, gij hadt u daar af konnen houden; een konstenaar van uwe abelheid behoefde niet naar de wapenen te grijpen, om door het leven komen… en roem te verwerven.

Memlings gelaat wisselde in eenige seconden tweemaal van kleur; het doodelijke bleek werd vervangen door een vlammend rood; een oogenblik scheen hij willens in wilde drift uit te barsten, doch hij wist zich te weerhouden, drukte de bleeke lippen opeen, maakte het teeken des kruises, en sprak op een deemoedigen toon: »Verschoon mijn onwil, zeer lieve broeder; dat is mijn geheim, waarover ik met niemand rekenen wil dan met God en mijne consciëtie; doch dit wil ik u wel zeggen: ik ben altijd een trotsch, een korzel, een hoogmoedig man geweest, mijn leven lang, maar het was toch geen dwaze roemzucht alleen; het was de drang van vele passiën samen, de drang der omstandigheden, die mij dus lang een roeping deed verzaken, mij van God ingegeven. Ik smoorde de stemme die in mij was en die mij luide en krachtig toeriep, dat ik mij der konste zoude wijden en deze alleen: en al wat daar buiten lag zou hebben te verzaken, mij zelven verloochenende, en den Heer het welbehagelijk offer brengende van al het andere. Ik gaf gehoor aan de stemme der wereld die mij vleide met krijgsroem, met aardsche grootheid en geluk, en ik volgde de vanen van hem die mij alle deze begeerlijke goederen had toegezegd, geloovende in hetgeen hij beloofde, zelf achtende dat hij mij de schoonste en snelste bron der fortuin en der eere had opengesteld. Maar helaas, mijn Genadige Heere van Bourgondië hoe heeft hij mij bedrogen, zich zelven bedriegende allermeest! Gods mogendheid heeft den geweldige geslagen, en mij willen behouden, om mij, na zwaar en bitter lijden, nog ten laatste te doen stilstaan op mijn weg, opdat ik mocht wederkeeren… wederkeeren tot mijn vaderland, tot mijne konst, tot mijn God; want men verzaakt zijn God als men zich wendt tot de afgoden, die het eigen hart zich schept, als men weerstaat de roeping