Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/262

Deze pagina is proefgelezen

model had gekozen uit de goelijke, maar wat Martha-achtige ziekezusters, die gewoonlijk voor hem poseerden? Memling had kortaf geantwoord, dat het een model was dat hem in ’t hoofd lag.

»Misschien ook wel een weinig in ’t harte?" had Floreins gewaagd er bij te voegen; het was toch, dacht hem, geene onbescheidenheid; de schilder was geen geestelijke; hij was nog niet oud; maar hij was toch wat ongerust hoe de vraag zou worden opgenomen. Ditmaal stemde zij den schilder tot zachten weemoed.

»Ja, ook in ’t harte," hernam hij, »maar zoo diep begraven, als iets, wat niet meer leven mag en dat toch niet kan sterven!"

»Maar dat uws ondanks leven en gestalte krijgt door het penseel," dacht Floreins, terwijl hij hem zwijgend en meewarig bleef aanzien, want hij zag op dat vervallen en sterk teekenend gelaat in die oogenblikken zulke sprekende sporen van strijd en smart, dat het hem duidelijk werd, waarom die lijder naar rust verlangde ten koste zelfs van eene vergetelheid — die hij toch niet scheen te kunnen machtig worden.

Hij brak het gesprek af, met besluit om zich met deze ervaring te vergenoegen. Zijne bescheidenheid zou beloond worden; er zou iets voorvallen dat hem nog beter zou inlichten. Daar heerschte op zekeren dag eene ongewone bedrijvigheid in het stille St. Jans hospitaal. De supérieure van het Heilige-Geest klooster te Brugge, had er met toestemming van den bisschop haar tijdelijk verblijf genomen. Hoewel zij niet eigenlijk ziek was, leed zij aan eene smartelijke, langzaam verwoestende kwaal, tot wier genezing of verplichting althans de ziekezusters geacht werden het geheim te hebben, hetgeen de bezwarende voorwaarde oplegde, dat de patiënt zich geheel onder hare behandeling kwam plaatsen. Deze hier, eene dame van rang, die vroeger aan het Hof had geleefd, en waarvan men fluisterde dat ze den Hertog in den bloede bestond, was het voorwerp niet slechts van de bijzondere zorgen en oplettendheden der zusters, maar ook van hare belangstelling en bewondering.

De ziekezusters roemden hare schoonheid, hare lieftalligheid, hare singuliere vroomheid; en zij meenden meester Memling geen geringen lof te geven, waar zij hem zeiden, dat zijne allerschooste Moedermaagd haar zeer nabij kwam in schoonheid van gelaat en gestalte. De schilder haalde de schouders op en zweeg, in zijn