Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/275

Deze pagina is proefgelezen

te herinneren — 't is alleen om te bewijzen, dat ik altijd heb medegeleefd in de groote voorvallen van den dag, en dat ik er altijd op mijne wijze mijn woord over gesproken heb, en dat dit recht mij voormaals door niemand was betwist. En dat het dus wel vreemd zoude wezen, zoo ik onder gebeurtenissen in mijn eigen vaderland, die mij als Protestante aan het harte raakten, gansch zonder deelneming ware gebleven, en die roerloosheid hadde aangenomen, die men van mij schijnt te hebben gewenscht. Zij is mij onmogelijk geweest — en ik durf niet beloven, dat ik trachten zal haar te bemachtigen. Ik meen integendeel voort te gaan zooals ik reeds voor jaren ben aangevangen, beter en krachtiger zoo het wezen mocht, niet door mij rusteloos en heftig te mengen in iederen strijd; maar door op mijne eigene manier en op mijn eigenaardig terrein — deelneming te toonen in 't geen mijne belangstelling heeft gaande gemaakt, of door te spreken voor zulke waarheden, die mij als Nederlandsche Protestante dierbaar zijn geworden en die ik niet zou kunnen zien verwaarloosd, bedreigd of bespot zonder mij aangedreven te voelen er mijne sympathie voor te toonen. Mocht dit de antipathieën van sommigen op mij vestigen, het zou mij zekerlijk grieven — wie is niet liever bemind dan gehaat — maar ik zou toch niet anders kunnen doen. Ik zou moeten zeggen met Van Cuyck: » De consciëntie is mij te machtig.

Ik zou hier nog veel kunnen bijvoegen, maar voor 't oogenblik is het zóó wel genoeg — mogelijk wordt het reeds te veel geacht, en in die vrees maak ik Lessings woorden tot de mijne:

Wenn du von allen dem, was diese Blätter füllt,
Mein Leser, nichts des dankenswerth gefunden,
So sei mir wenigstens für das verbunden
Was ich zurückbehielt —

Want dat voorwaar kostte mij ditmaal het meeste.

's Hage,
12 Maart 1857.