Pagina:Bosboom-Toussaint, De hertog van Alba enz (1885).pdf/326

Deze pagina is proefgelezen

haar hebben noodig gehad! Maar zoo is 't niet, zoo zal het niet zijn. Wien de Heere het verstand heeft verlicht om aan te nemen de Evangelische waarheid en die Hem plaatse heeft gegeven in het harte, diens werk is rein, en getuigt van Gods werk in hem, die sticht zijne naasten en spreekt tot Gods eere, wat hij ook aanvangt; die mijdt het heilige te ontwijden, en die zorgt ook het ongewijde een goeden reuk van eerbaarheid te geven, die zoetelijk maant tot zuivere tucht. Zal het hierna anders gaan, dan ik meene? dat staat niet bij mij vooruit te zien; doch naar mijn verstand zal de Hervorming, daarvoor wij nu strijden, ook de maalkonste zuiveren van ' t kwade, zonder het goede te schaden, zoo waar dat schoone handwerk niet van die is, welke een ieder kan aanleeren, maar eene liefelijke gave Gods, die haar verleent wien Hij wil <ref>Het ware niet moeielijk geweest van Cuyck hier eene profetie après coup in den mond te leggen over de toekomst van zijn „schoon handwerk,” zooals hij zelf het noemt. Doch wij achtten het beter, den kunstenaar van de 16de eeuw geen ruimer en vrijer blik te gunnen, dan hem gegeven kon zijn van zijn standpunt; toch weten wij dit, dat die kunst niet is verloren gegaan, dat de groote eeuw van haar bloeitijd juist is aangebroken in ons vaderland na de vestiging der Reformatie. Het blijkt dus, dat zij niet afhankelijk is van zekere vormen. Zij heeft het getoond in de onze, dat zij het gewijde kan aanraken, zonder het te ontheiligen, en zonder zich dienaresse te stellen van zekere Christelijke Mythologie. De Protestantsche Christelijke kunst is mogelijk; want zij is! Wie haar niet zien kan in Scheffers compositiën; wien zij niet aangrijpt in den strengen ernst van Calames' landschap; wie de stemmige toon en den grootschen eenvoud van een Protestantsch kerkgebouw te koud vindt en te ledig; wie niet vatten kan, dat daar geen weidsche altaardienst noodig is om God te dienen in geest en in waarheid; wie den pronk van eene Cathedrale behoeft en het kruisbeeld moet zien opgehangen voor de oogen, om te gelooven aan de tegenwoordigheid van Hem, die gezegd heeft: „Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijnen naam, daar ben Ik met hen,” voor dien zeker bestaat zij niet, kan ze niet bestaan, dan wellicht onder een vorm, waarin geen oprecht Christen haar zal zien, zonder leedgevoel in den vorm van het misbruik der Christelijke vrijheid.<ref>."

»Dat gij althans met miraculeuze overredingskracht begiftigd zijt, ervaar ik zelf," viel nu de Schout in; »want zoo lange reeds aanhoor ik van u met matige spijt, wat uit eens anders mond verstaan mij de haren zou doen te berge rijzen, en tot heftige grimmigheid zou verwekt hebben; zoo maar die wondere over-